ECLI:NL:CRVB:2015:3413
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.F. Claessens
- J.L. Meijer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens niet verblijven op uitkeringsadres
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 11 juni 2014 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem ongegrond verklaarde. Appellant had op 2 april 2013 een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), waarbij hij het uitkeringsadres in Haarlem als zijn woonadres had opgegeven. Echter, na onderzoek door de gemeente Haarlem bleek dat appellant op de dagen van de huisbezoeken op 8 en 9 april 2013 niet aanwezig was op het opgegeven adres. In plaats daarvan verbleef hij bij zijn vrouw in Gelderland. Het college heeft de aanvraag afgewezen op de grond dat appellant feitelijk niet op het uitkeringsadres verbleef, wat door de rechtbank werd bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de relevante periode zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres. De Raad benadrukte dat de betrokkene verplicht is om juiste en volledige informatie over zijn woonadres te verstrekken, wat essentieel is voor de verlening van bijstand. De Raad concludeerde dat het standpunt van het college, dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden, terecht was. De rechtbank had bovendien terecht geoordeeld dat de verklaringen van appellant en zijn vrouw niet voldoende waren om zijn verblijf op het uitkeringsadres te onderbouwen.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond. De Raad wees erop dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de uitspraak in het openbaar werd gedaan op 6 oktober 2015.