ECLI:NL:CRVB:2015:3407
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag langdurigheidstoeslag met terugwerkende kracht en beoordeling van de rechtsgeldigheid van het besluit
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die op 29 oktober 2014 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving sinds 23 februari 2006 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en heeft op 2 december 2013 een aanvraag ingediend voor langdurigheidstoeslag, waarbij hij ook vroeg om toekenning over de jaren voorafgaand aan 2013. Het college heeft op 5 februari 2014 langdurigheidstoeslag voor het jaar 2013 toegekend, maar heeft in een besluit van 26 februari 2014 het bezwaar van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Het college stelde dat sinds 1 juli 2013 de langdurigheidstoeslag niet meer met terugwerkende kracht kan worden toegekend, conform de wijziging van artikel 36 van de WWB. Appellant was hiervan op de hoogte gesteld via een informatiebulletin.
Tijdens de zitting op 25 augustus 2015 is appellant niet verschenen, terwijl het college vertegenwoordigd was door mr. A.F. Dekker. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de aanvraag van appellant zowel betrekking had op het jaar 2013 als op de voorliggende jaren. De rechtbank had terecht overwogen dat het college impliciet had meegedeeld dat de aanvraag voor de voorliggende jaren was afgewezen. Het verzoek van appellant om een dwangsom op te leggen aan het college werd afgewezen, en de Raad concludeerde dat het besluit van het college om de langdurigheidstoeslag over de jaren voorafgaand aan 2013 af te wijzen, rechtens juist was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.