ECLI:NL:CRVB:2015:3403
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting met betrekking tot het woonadres
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand aan appellante, die zich na het verlaten van haar echtgenoot op 23 augustus 2013 had aangemeld voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante meldde aanvankelijk te wonen op een adres in Den Haag, maar gaf later aan te zijn verhuisd naar het adres van haar zoon. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft de aanvraag voor bijstand afgewezen en later de bijstand ingetrokken, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht. Het college heeft vastgesteld dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door onjuiste informatie te verstrekken over haar woonadres. De Raad oordeelt dat de gedingstukken voldoende feitelijke grondslag bieden voor het standpunt van het college. Appellante heeft niet aangetoond dat zij recht op bijstand zou hebben gehad als zij wel aan haar verplichtingen had voldaan.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.