ECLI:NL:CRVB:2015:3402
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag van dakloze op basis van onjuiste verblijfplaats
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een dakloze man, had op 28 januari 2013 bijstand aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Hij gaf aan in zijn camper op wisselende locaties in Amsterdam te verblijven. Na een gesprek met een klantmanager van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) werd appellant gevraagd om zijn verblijfplaats dagelijks door te geven. Echter, tijdens een onderzoek door de DWI op 26, 27 en 28 maart 2013 werd de camper van appellant wel aangetroffen, maar hij zelf niet. Appellant was telefonisch niet bereikbaar en kon niet aantonen dat hij daadwerkelijk op de opgegeven locaties verbleef. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft daarop de aanvraag om bijstand afgewezen, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting niet was nagekomen.
De voorzieningenrechter verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond. In hoger beroep heeft de Raad beoordeeld of het college terecht de aanvraag had afgewezen. De Raad oordeelde dat appellant onvoldoende bewijs had geleverd van zijn verblijfplaats en dat het college zorgvuldig onderzoek had verricht. De Raad benadrukte dat ook daklozen controleerbare gegevens moeten kunnen verstrekken over hun verblijfplaats om recht op bijstand te kunnen claimen. Aangezien appellant niet aan zijn verplichtingen voldeed, kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld. De Raad bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en wees het hoger beroep van appellant af.