ECLI:NL:CRVB:2015:3375

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
6 oktober 2015
Zaaknummer
14/965 NIOAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor vrijwillig budgetbeheer en beoordeling van voorliggende voorzieningen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die sinds 17 november 2010 een uitkering ontvangt op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, had op 5 februari 2013 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van vrijwillig budgetbeheer bij een specifieke budgetbeheerder. Het college van burgemeester en wethouders van Venlo heeft deze aanvraag afgewezen, met de reden dat er een passende en toereikende voorliggende voorziening beschikbaar was via PLANgroep, die kosteloos werd aangeboden door de gemeente. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de appellant niet heeft aangetoond dat de aangeboden voorliggende voorziening niet passend of toereikend was. De Raad benadrukt dat het aan de aanvrager is om dit aannemelijk te maken. De appellant heeft weliswaar gesteld dat hij een vertrouwensband heeft met zijn huidige budgetbeheerder, maar heeft dit niet met objectieve gegevens onderbouwd. De Raad concludeert dat de afwijzing van de aanvraag van de appellant in overeenstemming is met de wet en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van het beleid rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/965 NIOAW
Datum uitspraak: 6 oktober 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
23 januari 2014, 13/2226 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Venlo (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.H.M. Verstraten, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 11 augustus 2015. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt sinds 17 november 2010 een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.
1.2.
Appellant heeft op 5 februari 2013 een aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend voor de kosten van vrijwillig budgetbeheer bij [H.] ([H.]).
1.3.
Bij besluit van 19 maart 2013 heeft het college de aanvraag van appellant afgewezen, op de grond dat PLANgroep voor de gevraagde kosten een passende en toereikende voorliggende voorziening biedt.
1.4.
Bij besluit van 15 juli 2013 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 19 maart 2013 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft verzocht het beroepschrift als herhaald en ingelast te beschouwen. Hij heeft in hoger beroep aangevoerd dat het door de gemeente Venlo geleverde budgetbeheer in de vorm van PLANgroep geen passende en toereikende voorliggende voorziening is. Door een jarenlange samenwerking met [H.] is een vertrouwensband ontstaan tussen appellant en zijn budgetbeheerder, wat gezien zijn achtergrond en persoonlijke omstandigheden erg belangrijk voor hem is. PLANgroep kan niet dezelfde diensten aanbieden als [H.] en een vertrouwensband met PLANgroep ontbreekt. Bovendien is sprake van bijzondere omstandigheden die in zijn geval rechtvaardigen dat alsnog bijzondere bijstand wordt verleend voor kosten van vrijwillig budgetbeheer. Appellant wijst erop dat voorheen door het college bij soortgelijke aanvragen wel bijzondere bijstand werd verleend voor de kosten van vrijwillig budgetbeheer. Tot slot stelt appellant dat het college in strijd handelt met het evenredigheidsbeginsel en het verbod op détournement de pouvoir.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Volgens artikel 5, aanhef en onder e, van de WWB wordt onder een voorliggende voorziening verstaan elke voorziening buiten deze wet waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven.
4.2.
Op grond van artikel 15, eerste lid, eerste volzin, van de WWB bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn.
4.3.
Het college heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat sprake is van een passende en toereikende voorliggende voorziening omdat PLANgroep, dat vanuit de gemeente kosteloos wordt aangeboden, met het pakket Budgetbeheer Compleet dezelfde taken op vergelijkbare wijze uitvoert als [H.]. Deze door de gemeente Venlo aangeboden kosteloze dienstverlening kan daarom worden aangemerkt als een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 5, aanhef en onder onder e, van de WWB. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of deze voorliggende voorziening voor appellant toereikend en passend is.
4.4.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van 31 juli 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX3359) ligt het op de weg van de aanvrager van bijzondere bijstand om aannemelijk te maken dat een voorliggende voorziening niet passend of toereikend is. Appellant is daarin niet geslaagd. De stellingen van appellant dat het door zijn achtergrond en persoonlijke omstandigheden beter voor hem is om bij [H.] te blijven en dat een vertrouwensband tussen hem en zijn budgetbeheerder noodzakelijk is, heeft hij niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd en deze kunnen reeds daarom niet slagen. De stelling van appellant dat geen vertrouwensband bestaat met de budgetbeheerders van PLANgroep, leidt niet tot een ander oordeel, omdat niet valt in te zien dat deze niet kan worden opgebouwd. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van 9 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4117) heeft PLANgroep een aanlooppunt bij het Werkplein Venlo, wordt een vaste contactpersoon toegewezen en verlopen de contacten met deze contactpersoon niet alleen telefonisch en per e-mail, maar ook persoonlijk.
4.5.
Appellant heeft op 5 februari 2013 voor het eerst een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van vrijwillig budgetbeheer ingediend en het college heeft aan hem dus niet eerder bijzondere bijstand toegekend voor deze kosten. Het college dient de aanvraag van appellant te beoordelen aan de hand van de wet en het beleid dat ten tijde van de aanvraag geldt. Bovendien kan een bestuursorgaan naar vaste rechtspraak (uitspraak van
21 december 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO8285) niet de bevoegdheid worden ontzegd, bijvoorbeeld op grond van een wetswijziging of gewijzigd beleid, voor de toekomst terug te komen van een eerder ingezette en gevolgde gedragslijn. De beroepsgrond dat het college de bij de onderhavige aanvraag gevraagde bijstand had moeten toekennen omdat in soortgelijke zaken in het verleden wel bijzondere bijstand is verleend, kan daarom niet slagen.
4.6.
Geen grond is aanwezig voor het oordeel dat de afwijzing van de aanvraag van appellant in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en het verbod op détournement de pouvoir. Daarbij is van belang dat appellant nog steeds een keuze heeft. Hij kan kosteloos budgetbeheer aanvragen bij PLANgroep, dan wel zelf de kosten van budgetbeheer bij [H.] betalen.
4.7.
Uit 4.4 tot en met 4.6 volgt dat voor appellant voor de kosten van vrijwillig budgetbeheer een passende en toereikende voorliggende voorziening bestond. Dit betekent dat artikel 15, eerste lid, van de WWB in de weg stond aan verlening van bijzondere bijstand voor die kosten. Artikel 15, eerste lid, van de WWB geeft voorts het college geen bevoegdheid om, ondanks het bestaan van een passende en toereikende voorliggende voorziening, wegens bijzondere omstandigheden bijzondere bijstand toe te kennen. Aan een beoordeling in het kader van artikel 35 van de WWB wordt niet toegekomen. Het beroep van appellant op bijzondere omstandigheden slaagt daarom niet.
4.8.
Appellant heeft in hoger beroep de gronden van het beroep herhaald en ingelast. De rechtbank is op die gronden ingegaan. Appellant heeft geen redenen, ook niet ter zitting, aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is.
4.9.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.H. Bel als voorzitter en Y.J. Klik en J.T.H. Zimmerman als leden, in tegenwoordigheid van W. de Braal als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2015.
(getekend) W.H. Bel
(getekend) W. de Braal

HD