Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
.Overigens heeft appellant ter zitting verklaard dat hij enthousiast was over de werkfitstage en hiervoor in aanmerking wilde komen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op 6 oktober 2015 in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 1 december 2011 bijstand ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), heeft hoger beroep ingesteld tegen maatregelen die zijn opgelegd wegens het niet nakomen van zijn re-integratieverplichtingen. De appellant meldde zich ziek tijdens zijn werkzaamheden bij het Buurt Service Team (BST) en weigerde een verklaring omtrent gedrag (VOG) aan te vragen, wat noodzakelijk was voor deelname aan een werkfitstage bij het ministerie van Defensie.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant op 30 januari 2013 niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen door zich ziek te melden en niet buiten te willen werken. Het dagelijks bestuur heeft daarop zijn bijstand verlaagd met € 150,-. Later, na het niet aanvragen van de VOG, is de bijstand opnieuw verlaagd met € 300,-. De rechtbank heeft de besluiten van het dagelijks bestuur bevestigd, waarbij is overwogen dat de appellant onvoldoende heeft aangetoond dat hij niet in staat was om de werkzaamheden uit te voeren of de VOG aan te vragen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de appellant niet heeft aangetoond dat hij niet verwijtbaar heeft gehandeld. De Raad heeft benadrukt dat de bewijslast bij de appellant ligt en dat hij niet heeft kunnen onderbouwen dat zijn financiële situatie hem verhinderde om de VOG aan te vragen. De Raad concludeert dat de opgelegde maatregelen terecht zijn genomen en dat de appellant niet in aanmerking komt voor de werkfitstage, omdat hij niet heeft meegewerkt aan de re-integratievoorzieningen.