ECLI:NL:CRVB:2015:337
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand en verlaging wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
In deze zaak heeft appellante op 1 oktober 2012 een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag aanvankelijk afgewezen, maar later, op 11 januari 2013, het bezwaar gegrond verklaard en bijstand toegekend met een toeslag van 20%. Echter, het college heeft ook een maatregel opgelegd die de bijstand met 100% gedurende een maand verlaagde, omdat appellante onvoldoende verantwoordelijkheid voor haar bestaan zou hebben getoond. Dit was gebaseerd op het feit dat zij haar woning in Turkije, ter waarde van € 50.000,-, had verkocht voor slechts € 10.500,- en afstand had gedaan van haar deel in het huwelijksvermogen.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat zij gedwongen was haar woning snel en goedkoop te verkopen vanwege financiële nood en dat haar ex-echtgenoot niet akkoord ging met de echtscheiding, waardoor zij niet in staat was haar deel van het huwelijksvermogen te claimen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat appellante niet met objectieve gegevens kon onderbouwen dat zij gedwongen was tot de verkoop van haar woning. De Raad oordeelde dat het college terecht had geconcludeerd dat appellante een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid had getoond.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de echtscheiding geen bijzondere omstandigheid was die rechtvaardigde dat appellante eerder bijstand had moeten ontvangen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om de opgelegde maatregel te matigen of om van het opleggen van de maatregel af te zien. De uitspraak werd gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van griffier M.S. Boomhouwer, op 10 februari 2015.