Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had op 20 juni 2012 een aanvraag om aanvullende bijstand ingediend voor de periode van 1 oktober 2011 tot 9 december 2011. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat deze achteraf was ingediend en er geen bijzondere omstandigheden waren om bijstand met terugwerkende kracht te verlenen. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat zijn klantmanager hem had beloofd dat zijn inkomen voor de genoemde periode zou worden aangevuld met bijstand. De Raad heeft echter vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er dergelijke toezeggingen zijn gedaan door de klantmanager. De gemachtigde van het college heeft ter zitting verklaard dat de klantmanager deze toezegging heeft ontkend. De Raad heeft in zijn overwegingen verwezen naar de relevante artikelen van de Wet werk en bijstand (WWB) en naar eerdere rechtspraak over het vertrouwensbeginsel.
De Raad concludeert dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt, omdat er geen uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezeggingen zijn gedaan die gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt bij de appellant. Daarom is er geen grond voor bijstand met terugwerkende kracht. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van M.S. Boomhouwer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 februari 2015.