ECLI:NL:CRVB:2015:3351
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAZ-uitkering op basis van onvoldoende medische onderbouwing van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een voormalig zelfstandig ondernemer, had een WAZ-uitkering aangevraagd vanwege rugklachten die hij sinds 1995 ervaart. De verzekeringsarts van het Uwv concludeerde echter dat de appellant niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij tussen 1995 en 2005 onafgebroken arbeidsongeschikt was geweest. Het Uwv weigerde daarom de WAZ-uitkering, wat door de rechtbank werd bevestigd.
De appellant herhaalde in hoger beroep zijn standpunt dat er wel degelijk een periode van 52 weken aanwijsbaar was waarin hij arbeidsongeschikt was. De Raad overwoog dat de rugklachten van de appellant medisch niet geobjectiveerd konden worden en dat er geen voldoende medische gegevens waren om de belastbaarheid van de appellant in de relevante periode vast te stellen. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en het standpunt van het Uwv dat de appellant niet voldeed aan de eisen voor een WAZ-uitkering.
De uitspraak benadrukt de bewijslast die op de aanvrager rust bij laattijdige aanvragen en de moeilijkheid om medische gegevens na verloop van tijd vast te stellen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.