Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van een WW-uitkering. Appellante ontving vanaf 2 augustus 2010 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en meldde zich op 15 november 2010 ziek bij het Uwv. Na een periode van ziekte ontving zij een Ziektewet (ZW) uitkering, die eindigde op 12 november 2012. Het Uwv ontdekte dat appellante in de periode van 14 februari 2011 tot en met 28 oktober 2012 naast haar ZW-uitkering ook WW-uitkering had ontvangen, wat resulteerde in een terugvordering van € 27.243,27 bruto. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. Appellante betwistte dat zij tegelijkertijd een ZW- en WW-uitkering ontving en stelde dat de beleidsregels van het Uwv in strijd waren met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Raad oordeelde dat de terugvordering niet als een punitieve sanctie kan worden gezien, maar als een noodzakelijke herstelmaatregel. De Raad bevestigde dat de beleidsregels van het Uwv niet in strijd zijn met het EVRM en dat de terugvordering rechtmatig was.
De Raad concludeerde dat appellante niet onterecht een zware last droeg door de terugvordering en dat de inbreuk op haar eigendomsrecht gerechtvaardigd was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.