1.3.Bij besluit van 19 april 2012 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellant tegen het besluit van 21 december 2011 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit op grond van het navolgende ongegrond verklaard. De rechtbank heeft gelet op alle voorhanden medische gegevens geen aanknopingspunten gevonden om de eindconclusie van het verzekeringsgeneeskundige onderzoek in twijfel te trekken. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. Uit de context van de brief van de psychiater van GGZ in Geest van 10 april 2012 valt onmiskenbaar af te leiden dat er sprake is van een verbetering van de depressie (na toediening van de medicatie) en dat verdere verbetering doel van het behandelplan is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapporten van
18 april 2012 en 5 juni 2012 gemotiveerd onderbouwd dat appellant gelet op de inmiddels behandeling ingezette verbetering, nog wel verminderd belastbaar is - waarvoor ook de nodige beperkingen zijn aangenomen - maar dat voor een verminderde ureninzetbaarheid geen aanleiding is. Het beroep op een door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gedane toezegging slaagt niet, nu uit de voorhanden zijnde gegevens niet is gebleken van een toezegging waaraan de verwachting kan worden ontleend dat een urenreductie zou worden aangenomen. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat met het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 7 juni 2012 toereikend is gemotiveerd waarom de geduide functies voor appellant passend zijn. Terecht heeft het Uwv, naar het oordeel van de rechtbank, het opleidingsniveau van appellant vastgesteld op 2 aangezien hij het lager onderwijs in Turkije heeft afgerond. Wat betreft de slechte taalbeheersing heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep erop gewezen dat het verstaan en spreken van de Nederlandse taal binnen zes maanden is te leren en dat bovendien in de geselecteerde functies slechts beperkte eisen aan het lezen en het schrijven wordt gesteld. Concluderend heeft de rechtbank overwogen dat de arbeidskundige grondslag in overeenstemming met in het bijzonder artikel 9 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft plaatsgevonden.
3. Appellant heeft in hoger beroep staande gehouden dat zijn beperkingen zijn onderschat. Daartoe heeft hij onder meer het volgende aangevoerd. De verzekeringsartsen zijn uitgegaan van een matige depressie terwijl uit de informatie van de psychiater blijkt dat sprake is van een matig ernstige depressie. Van een volledige remissie is niet gebleken. Het Uwv had hierover nadere informatie moeten inwinnen bij de psychiater. Voorts had, nu sprake is van een matig ernstige depressie, op basis van het Schattingsbesluit een urenbeperking moeten worden aangenomen. In dat verband heeft appellant zich beroepen op een tijdens de hoorzitting door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gedane mededeling luidende dat hij het merkwaardig vond dat een urenbeperking niet was meegewogen omdat appellant niet in staat is volledig te werken. Hoewel appellant begrijpt dat een verzekeringsarts geen toezegging kan doen over de toekenning van een WIA-uitkering, heeft hij aan deze mededeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep wel het gerechtvaardigd vertrouwen mogen ontlenen dat op basis van de matig ernstige depressie een urenbeperking zou worden aangenomen waardoor hij, omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage dicht bij de 35% ligt, voor een WIA-uitkering in aanmerking kan komen. Tot slot zijn de geselecteerde functies, met name die van perronmedewerker, niet geschikt, omdat appellant het basisonderwijs in Turkije niet heeft voltooid en tevens vanwege zijn slechte beheersing van de Nederlandse taal, zowel op het gebied van het spreken als van het lezen en het schrijven.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.