ECLI:NL:CRVB:2015:3295

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
29 september 2015
Zaaknummer
14/251 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake intrekking AIO-aanvulling en inkomensbestanddeel KOB

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de intrekking van de AIO-aanvulling van appellante door de Sociale verzekeringsbank (Svb) werd bevestigd. Appellante ontving een ouderdomspensioen, een Belgisch rustpensioen, een pensioen van het ABP en algemene bijstand in de vorm van een AIO-aanvulling. De Svb heeft de AIO-aanvulling per 1 januari 2013 ingetrokken, omdat het totale inkomen van appellante het toepasselijke normbedrag overschreed. Appellante betwistte deze intrekking en voerde aan dat de Koopkrachttegemoetkoming Oudere Belastingplichtigen (KOB) ten onrechte als inkomensbestanddeel was meegenomen in de berekening van haar inkomen. Ze stelde dat de KOB eerder was uitgezonderd van de middelentoets en dat de wetswijzigingen die dit wijzigden niet correct waren.

Uitspraak

14/251 WWB
Datum uitspraak: 29 september 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
6 december 2013, 13/6567 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.G. Groen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 18 augustus 2015. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante ontving ten tijde hier van belang een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW), een Belgisch rustpensioen, een pensioen van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) en algemene bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling).
1.2.
Bij besluit van 20 februari 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 3 juli 2013 (bestreden besluit), heeft de Svb de AIO-aanvulling met ingang van 1 januari 2013 beëindigd (lees: ingetrokken). Daaraan is ten grondslag gelegd dat het inkomen van appellante in totaal € 1.027,91 netto per maand bedroeg en daarmee het toepasselijk normbedrag van € 1.015,16 per maand overschreed.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft tegen de aangevallen uitspraak, samengevat, aangevoerd dat haar totale inkomen, inclusief de AIO-aanvulling onder de voor haar geldende norm ligt. Zij stelt hiertoe dat ten onrechte de Koopkrachttegemoetkoming Oudere Belastingplichtigen (KOB) als inkomensbestanddeel in aanmerking is genomen. Zij wijst erop dat tot voor kort de tegemoetkoming KOB ingevolge artikel 31, tweede lid, aanhef en onder v, van de WWB was uitgezonderd van de zogenoemde middelentoets. In de visie van appellante valt de tegemoetkoming KOB naar tekst, doel en strekking onder het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de WWB en is deze tegemoetkoming daarmee ook thans van de middelentoets uitgezonderd. Zij is het niet eens met de wetswijzigingen met betrekking tot het al dan niet vrijlaten van de tegemoetkoming KOB.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het hoger beroep beperkt zich tot de vraag of de Svb terecht de aan appellante toegekende tegemoetkoming KOB in aanmerking heeft genomen bij de berekening van het inkomen van appellante ter vaststelling van de AIO-aanvulling met ingang van 1 januari 2013.
4.2.
De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd vormen een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan.
4.2.1.
Samengevat heeft de rechtbank overwogen dat de tegemoetkoming KOB sinds 2011 niet meer is uitgesloten van de middelentoets voor de AIO-aanvulling. Uit de memorie van toelichting bij de wetswijziging per 1 januari 2011 (TK 2010-2011, 32 777, nr 3) volgt dat de vervallenverklaring van artikel 31, tweede lid, aanhef en onderdeel v, van de WWB een bewuste keuze van de wetgever is geweest op de grond dat het bij de tegemoetkoming KOB gaat om een algemene financiële tegemoetkoming ter compensatie van het wegvallen van fiscale voordelen voor alle binnenlandse belastingplichtige ouderen. Daarom past de tegemoetkoming KOB naar zijn aard in de middelentoets van de bijstand, aldus de memorie van toelichting. Gelet op het uitdrukkelijk laten vervallen van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder v, van de WWB is het standpunt dat er geen te billijken rechtsgrond is voor de korting van de AIO-aanvulling niet juist. Die rechtsgrond is, aldus de rechtbank, gelegen in artikel 31, eerste lid, van de WWB. De rechtbank heeft daarbij gemotiveerd overwogen dat, anders dan appellante meent, de tegemoetkoming KOB niet is te scharen onder de vergoedingen en tegemoetkomingen, zoals bedoeld onder artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de WWB.
4.2.2.
Voorts heeft de rechtbank, samengevat, overwogen dat het standpunt van appellante dat de hier aan de orde zijnde wetgeving tot stand is gekomen in strijd met de algemene beginselen van behoorlijke wetgeving, niet kan leiden tot vernietigen van het bestreden besluit, aangezien de rechter de wet in formele zin niet mag toetsen aan zulke beginselen.
4.2.3.
De verwijzing door appellante naar het regeerakkoord ‘Bruggen bouwen’ heeft de rechtbank niet tot een ander oordeel geleid. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat een beleidsafspraak tussen twee coalitiepartners een wet in formele zin niet buiten werking kan stellen.
4.3.
Appellante heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de in beroep aangevoerde gronden in de aangevallen uitspraak, zoals hiervoor in 4.2.1 tot en
met 4.2.3 samengevat weergegeven, onjuist dan wel onvolledig is. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen en maakt deze tot de zijne.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa als voorzitter en F. Hoogendijk en
J.T.H. Zimmerman als leden, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2015.
(getekend) J.F. Bandringa
(getekend) J.L. Meijer

HD