ECLI:NL:CRVB:2015:327
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1994, op 5 april 2012 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, omdat hij sinds 25 februari 2008 pijnklachten in zijn kuiten ervaart. De diagnose chronisch compartimentsyndroom werd gesteld. Na een onderzoek door een verzekeringsarts van het Uwv op 3 juli 2012, werd vastgesteld dat appellant maximaal vijftien minuten achtereen kan lopen en staan. Op basis van deze bevindingen heeft het Uwv op 31 juli 2012 geconcludeerd dat appellant 75% van het minimumloon kan verdienen, waardoor hij niet in aanmerking komt voor de Wajong-uitkering. Dit besluit werd op 6 november 2012 door het Uwv in het bestreden besluit gehandhaafd, na een bezwaarprocedure waarin de verzekeringsarts bezwaar en beroep de eerdere conclusies bevestigde.
De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit op 18 juli 2013 ongegrond, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts geen aanwijzingen voor psychopathologie of ernstige persoonlijkheidsproblematiek had vastgesteld en dat de door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen terecht waren. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat zijn aandoening ernstige pijnklachten met zich meebracht, wat zijn fysieke en sociale functioneren beïnvloedde.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde op 6 februari 2015 de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de gronden die appellant in hoger beroep aanvoerde grotendeels herhalingen waren van eerdere argumenten en dat deze niet slaagden. De Raad concludeerde dat de geselecteerde functies passend waren voor appellant, en dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen. De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier B. Rikhof.