ECLI:NL:CRVB:2015:3242
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die eerder als klantmanager werkte, heeft zich op 25 juli 2011 ziek gemeld na een auto-ongeval. Het UWV heeft vastgesteld dat zij met ingang van 22 juli 2013 geen recht heeft op een uitkering, omdat zij in staat zou zijn meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen. Dit besluit is gebaseerd op een medische en arbeidskundige beoordeling. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep is gegaan. In hoger beroep heeft appellante uitsluitend arbeidskundige gronden aangevoerd. Zij betwist de selectie van de functie 'leerplichtambtenaar', omdat zij van mening is dat deze functie niet representatief is voor haar situatie, gezien het aantal beschikbare arbeidsplaatsen en het percentage van haar maatmaninkomen dat zij zou kunnen verdienen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 4 september 2015 geoordeeld dat het UWV terecht de functie 'leerplichtambtenaar' heeft geselecteerd. De Raad heeft vastgesteld dat uit artikel 9 van het Schattingsbesluit niet kan worden afgeleid dat een geselecteerde functie ten minste drie fulltime arbeidsplaatsen moet vertegenwoordigen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt.