ECLI:NL:CRVB:2015:3232
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door het Zorgkantoor op basis van onvoldoende verantwoording
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door het Zorgkantoor Amersfoort. Appellante, als erfgenaam van [naam], had in 2009 een pgb van € 31.870,38 ontvangen voor verschillende zorgfuncties. Na een controle door het Zorgkantoor werd vastgesteld dat de verantwoording van de besteding van het pgb niet volledig was. Het Zorgkantoor besloot op 19 oktober 2012 het pgb te verlagen tot € 22.309,68 en een bedrag van € 9.082,64 terug te vorderen. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde appellante aan dat de verantwoording op de formulieren een totaalbedrag van € 28.817,68 vermeldde, wat volgens haar voldoende was om het volledige pgb te rechtvaardigen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellante niet had voldaan aan de verplichtingen die aan het pgb waren verbonden, zoals vastgelegd in de Regeling subsidies AWBZ. De Raad benadrukte dat het Zorgkantoor de mogelijkheid had geboden om de verantwoording te onderbouwen, maar dat appellante dit niet had gedaan met de vereiste bewijsstukken.
De Raad bevestigde dat het Zorgkantoor bevoegd was om het pgb lager vast te stellen en dat de terugvordering van het onverschuldigd betaalde bedrag van € 4.969,11 gerechtvaardigd was. De omstandigheden die appellante aanvoerde, zoals financiële problemen door de terugvordering, waren niet voldoende om het Zorgkantoor te beletten om tot terugvordering over te gaan. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.