ECLI:NL:CRVB:2015:3177
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking AIO-aanvulling en terugvordering bijstand wegens vermogen boven vrij te laten vermogen
In deze zaak gaat het om de intrekking van de AIO-aanvulling (aanvullende inkomensvoorziening ouderen) en de terugvordering van bijstand door de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Appellanten ontvingen sinds 23 juli 2010 AIO-aanvulling op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Svb ontdekte echter dat appellante een onbekende bankrekening had, waarop vermogen stond dat boven het vrij te laten vermogen van appellanten uitkwam. Na een gegevensvergelijking heeft de Svb bankafschriften opgevraagd en uiteindelijk besloten om de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. Dit besluit werd door de rechtbank Amsterdam in een eerdere uitspraak bevestigd.
Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat zij redelijkerwijs niet konden beschikken over het tegoed op de bankrekening, omdat dit geld van hun dochter was. De dochter had verklaard dat zij het geld aan haar ouders had gegeven om te beheren voor haar toekomstige huwelijk. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van de dochter onvoldoende waren om aan te tonen dat appellanten niet over het tegoed konden beschikken. Er ontbraken objectieve gegevens die de claim van appellanten ondersteunden. De rechtbank bevestigde dat het feit dat de bankrekening op naam van appellante stond, rechtvaardigde dat het tegoed als vermogen van appellanten werd beschouwd.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gronden in hoger beroep niet slagen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 22 september 2015.