ECLI:NL:CRVB:2015:3107

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
15 september 2015
Zaaknummer
14-3226 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bijzondere bijstand voor woonkosten en de inspanningen van de aanvrager om goedkopere woonruimte te vinden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de weigering van bijzondere bijstand voor de woonkosten van appellante, die een woning huurde voor € 795,- per maand. Appellante had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand, omdat haar woonkosten boven de huurgrens lagen en zij geen recht had op huurtoeslag. Het college van burgemeester en wethouders van Almere heeft de aanvraag afgewezen, omdat de kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en appellante onvoldoende had aangetoond dat zij zich had ingespannen om goedkopere woonruimte te vinden.

De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat appellante zich niet voldoende had ingespannen om een betaalbare huurwoning te vinden. Appellante, die Spaanstalig is en de Nederlandse taal onvoldoende machtig, had volgens de rechtbank andere mogelijkheden moeten benutten om een goedkopere woning te vinden. In hoger beroep heeft appellante herhaald dat zij zich wel degelijk had ingespannen, maar de Raad oordeelt dat zij geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die de eerdere beslissing van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen.

De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de eerdere uitspraak. Appellante heeft niet aangetoond dat zij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om een urgentie-indicatie aan te vragen, en haar inspanningen om goedkopere woonruimte te vinden zijn onvoldoende onderbouwd. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

14/3226 WWB
Datum uitspraak: 15 september 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
24 april 2014, 13/2856 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Almere (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.G.E. de Vries, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend en, op verzoek van de Raad, een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2015. Namens appellante is, daartoe ambtshalve opgeroepen, mr. De Vries verschenen. Het college heeft zich, eveneens ambtshalve opgeroepen, laten vertegenwoordigen door mr. P.C. Versnij.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante was tot 29 september 2011 gedurende een periode van ongeveer een jaar en twee maanden gedetineerd in België. Zij heeft voor zichzelf en haar drie minderjarige kinderen per 30 september 2011 een woning aan de [Adres A] te [woonplaats] gehuurd voor € 795,- per maand. Het betreft huur in de particuliere sector. Sinds 21 oktober 2011 ontvangt appellante bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande ouder.
1.2.
Appellante heeft op 19 januari 2012 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de woonkosten. Appellante heeft daarbij vermeld dat haar woonkosten boven de huurgrens liggen en dat zij daardoor niet in aanmerking komt voor huurtoeslag.
1.3.
Bij besluit van 12 november 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 19 april 2013 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellante afgewezen. Aan deze afwijzing heeft het college ten grondslag gelegd dat de kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Appellante had bij het aangaan van de huurovereenkomst kunnen weten dat zij een huur van € 795,- niet zou kunnen betalen van een bijstandsuitkering. Appellante heeft niet aangetoond dat zij alles in het werk heeft gesteld om een goedkopere woning te vinden.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de woonkosten niet worden aangemerkt als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 35 van de WWB. De rechtbank heeft, samengevat, overwogen dat appellante zich onvoldoende heeft ingespannen om goedkopere woonruimte te vinden. Daaraan doet niet af dat appellante Spaanstalig is en de Nederlandse taal onvoldoende machtig was, aangezien zij, behalve haar ex-partner, ook anderen had kunnen inschakelen om een betaalbare huurwoning te vinden. Appellante heeft, zonder acceptabele verklaring, volstaan met een inschrijving bij Woningnet. Zij had tijdig een urgentie-indicatie kunnen aanvragen bij Woningnet en daadwerkelijke pogingen in het werk kunnen stellen om een betaalbare huurwoning te vinden, wat zij heeft nagelaten.
3. Appellante heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat zij zich wel degelijk maximaal heeft ingespannen om andere, goedkopere woonruimte te vinden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Appellante heeft zich beperkt tot het herhalen van de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden.
4.2.
De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit.
4.3.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en volstaat met een verwijzing daarnaar. De Raad maakt dan ook het oordeel waartoe de rechtbank op grond van deze overwegingen is gekomen tot het zijne. De Raad voegt hier nog aan toe dat appellante haar stelling dat zij niet op de hoogte was van de mogelijkheid een urgentie-indicatie aan te vragen onvoldoende heeft onderbouwd. Appellante had deze mogelijkheid immers kunnen afleiden uit het inschrijfformulier van Woningnet, waarin staat dat zij geen urgentie heeft. Ten aanzien van de overige inspanningen die appellante heeft nagelaten te verrichten om goedkopere woonruimte te vinden, is voorts van betekenis dat appellante ook in hoger beroep niet heeft betwist dat zij heeft volstaan met de acceptatie van de woning die haar ex-partner voor haar had gevonden.
4.4.
Uit hetgeen onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen, volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door F. Hoogendijk, in tegenwoordigheid van M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 september 2015.
(getekend) F. Hoogendijk
(getekend) M.S. Boomhouwer

HD