ECLI:NL:CRVB:2015:3104

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
15 september 2015
Zaaknummer
14-3409 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van bijzondere bijstand voor dieetkosten en de rol van het NIBUD-rapport

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de beëindiging van eerder toegekende bijzondere bijstand aan appellante voor dieetkosten, specifiek voor een calciumverrijkt, cholesterolverlagend en eiwitverrijkt dieet. Appellante ontving tot 1 augustus 2013 een bedrag van € 137,71 per maand ter dekking van deze dieetkosten. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft op 30 juli 2013 besloten de bijzondere bijstand te beëindigen, wat appellante heeft aangevochten.

Het college heeft in een later besluit een gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar gegeven, waarbij een overgangsregeling werd toegepast. Appellante ontving nog bijzondere bijstand voor enkele maanden, maar het college stelde dat er geen meerkosten verbonden waren aan het dieet van appellante. Ter onderbouwing heeft het college een rapport van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD) overgelegd, waarin werd gesteld dat de meerkosten van dieetvoeding worden bepaald aan de hand van een referentievoeding. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarop appellante in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat er geen meerkosten zijn verbonden aan het dieet van appellante. De Raad oordeelde dat het college de gegevens uit het NIBUD-rapport terecht als uitgangspunt heeft genomen en dat appellante geen voldoende tegenbewijs heeft geleverd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/3409 WWB
Datum uitspraak: 15 september 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 mei 2014, 14/46 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.L.M. Klinkhamer hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2015. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Klinkhamer. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. L. Catakli.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante ontving tot 1 augustus 2013 bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) tot een bedrag van € 137,71 per maand ter voorziening in dieetkosten.
1.2.
Bij besluit van 30 juli 2013 heeft het college de bijzondere bijstand beëindigd. Het daartegen gemaakte bezwaar heeft het college bij besluit van 16 december 2013 (bestreden besluit) gedeeltelijk gegrond verklaard. Het college heeft daarbij een overgangsregeling toegepast en aan appellante alsnog bijzondere bijstand toegekend over de maanden augustus, september en oktober 2013 tot een bedrag van € 137,71 per maand en over de maanden november en december 2013 tot een bedrag van € 68,86 per maand. Tevens heeft het college beslist dat de overgangsregeling afloopt per 1 januari 2014. Aan de besluitvorming heeft het college ten grondslag gelegd dat niet gebleken is dat het dieet van appellante meerkosten meebrengt.
1.3.
Het college heeft ter nadere onderbouwing van zijn standpunt dat geen sprake is van meerkosten bij brief van 4 februari 2014 in de procedure bij de rechtbank het rapport “Verantwoording methode voor het berekenen van dieetmeerkosten 2014” van oktober 2013 (rapport) van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD) overgelegd. In dat rapport (p. 5) is, voor zover van belang, vermeld dat de meerkosten van dieetvoeding worden bepaald aan de hand van de methode voor het berekenen van meer- of minderkosten van dieetadviezen ten opzichte van een referentievoeding en dat deze referentievoeding, het uitgangspunt in de berekening van meerkosten, een gezonde voeding is waarbij rekening wordt gehouden met het Nederlandse voedingspatroon.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De beëindiging van eerder toegekende bijzondere bijstand is een voor appellante belastend besluit, waarbij het aan het college is om de nodige kennis te vergaren over relevante feiten en omstandigheden. Dat betekent ook dat de last om aannemelijk te maken dat aan het door appellante te volgen dieet geen meerkosten zijn verbonden op het college rust. Niet in geschil is dat voor appellante een calciumverrijkt, cholesterolverlagend en eiwitverrijkt dieet noodzakelijk is.
4.2.
Het college heeft aannemelijk gemaakt dat aan het door appellante te volgen dieet geen meerkosten zijn verbonden. Voor het oordeel dat het college daarbij de gegevens uit het rapport van het NIBUD niet tot uitgangspunt heeft mogen nemen, bestaat geen grond. Het specifieke dieet van appellante is in dat rapport niet opgenomen als dieet met meerkosten. Appellante heeft geen andersluidende verklaring van een diëtist of ander deskundig tegenbewijs ingebracht. Nu appellante slechts algemene gegevens over onder meer door haar aan te kopen producten heeft overgelegd en een verklaring van haar huisarts van 21 maart 2011 met de strekking dat het voor de gezondheid van appellante van belang is dat zij haar dieet kan blijven volgen, heeft het college, anders dan aangevoerd, niet nader hoeven onderzoeken of aan het dieet van appellante in weerwil van de NIBUD-gegevens meerkosten zijn verbonden.
4.3.
Het college heeft voor de maanden augustus tot en met december 2013 een overgangsregeling getroffen door gedurende die maanden aan appellante bijzondere bijstand te betalen voor dieetkosten, hoewel hem geen meerkosten gebleken waren. Hetgeen appellante ter zitting heeft aangevoerd noopt niet tot het oordeel dat het college gehouden was die overgangsregeling na 1 januari 2014 met nog eens ruim vijf maanden voort te zetten tot de vijfenzestigste verjaardag van appellante op 13 juni 2014.
4.4.
Voor zover appellante heeft aangevoerd dat het college over de nabetaalde bijstand geen wettelijke rente heeft vergoed, heeft het college ter zitting - desgevraagd - aangegeven dat alsnog te zullen doen.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van C.M.A.V. van Kleef als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 september 2015.
(getekend) Y.J. Klik
(getekend) C.M.A.V. van Kleef
HD