ECLI:NL:CRVB:2015:3083
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van ouderdomspensioen op basis van gezamenlijke huishouding en hoofdverblijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die sinds november 2008 ouderdomspensioen ontving op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor ongehuwden, had zijn pensioen herzien zien worden naar het normbedrag voor gehuwden. Dit besluit was genomen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) op basis van bevindingen van toezichthouders die concludeerden dat appellant zijn hoofdverblijf bij zijn ex-echtgenote [X.] had. De appellant betwistte deze conclusie en stelde dat hij en [X.] niet in een gezamenlijke huishouding leefden.
De Raad heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de gezamenlijke huishouding, onder andere door de ondertekening van een checklist door appellant en [X.], waarin zij bevestigden dat appellant zijn hoofdverblijf bij [X.] had. De Raad oordeelde dat de Svb en de rechtbank ten onrechte ook hadden gekeken naar de zorg die appellant en [X.] voor elkaar droegen, terwijl het onweerlegbare rechtsvermoeden van gezamenlijke huishouding op basis van het huwelijk van appellant en [X.] al voldoende was. De Raad bevestigde dat appellant en [X.] in de relevante periode hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden en dat de herziening van het pensioen terecht was.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.