ECLI:NL:CRVB:2015:3064

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 augustus 2015
Publicatiedatum
9 september 2015
Zaaknummer
14-5398 BABW-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de geschiktheid van appellante voor een gehandicaptenparkeerkaart en de zorgvuldigheid van medisch onderzoek

In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep staat de geschiktheid van appellante voor een gehandicaptenparkeerkaart centraal. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die haar beroep ongegrond verklaarde. De rechtbank baseerde haar oordeel op medische adviezen van SCIO Consult en Van Brederode, die stelden dat appellante in staat is om een afstand van 100 meter aan één stuk te lopen. Appellante betwist echter dat deze adviezen volledig zijn, omdat ze geen rekening houden met de wisselende ernst van haar klachten, die haar in staat stellen om op goede dagen een afstand te lopen, maar haar op slechte dagen belemmeren. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek niet volledig is geweest, omdat de wisselende ernst van de klachten niet is meegenomen in de adviezen. De Raad draagt het college op om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.

Uitspraak

14/5398 BABW-T
Datum uitspraak: 26 augustus 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 11 augustus 2014, 13/6392 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.H.F. de Jong, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juni 2015. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. De Jong. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
E.J.W. Bruinsma.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 12 maart 2013 heeft het college de aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart en -plaats afgewezen. Hieraan heeft het college een medisch advies van SCIO Consult van 6 maart 2013 ten grondslag gelegd.
1.2.
Tegen dit besluit heeft appellante bezwaar gemaakt. Naar aanleiding hiervan heeft het college een nader medisch advies van 18 november 2013 ingewonnen bij Van Brederode.
1.3.
Bij besluit van 5 december 2013 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar onder verwijzing naar het medisch advies van Van Brederode, voor zover hier van belang, ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep, voor zover hier van belang, ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de medische adviezen van SCIO Consult en Van Brederode moeten worden aangemerkt als zorgvuldig tot stand gekomen deskundigenadviezen. Het college kon zijn besluitvorming op die adviezen baseren. Appellante heeft geen concrete aanknopingspunten aangevoerd op grond waarvan aan de juistheid of volledigheid van de adviezen getwijfeld zou moeten worden.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij voert aan dat in de medische adviezen van SCIO Consult en Van Brederode ten onrechte geen rekening is gehouden met de omstandigheid dat de medische aandoeningen van appellante in ernst wisselende klachten veroorzaken, waardoor appellante goede en slechte dagen heeft en zij vaak niet in staat is in één keer een afstand van 100 meter lopend te overbruggen. Zij wijst erop dat de medische adviezen van SCIO Consult en Van Brederode onvolledig zijn. In het medisch advies van SCIO Consult is vermeld dat appellante een afstand van 100 meter in één keer heeft afgelegd zonder dat daarbij is aangegeven dat zij na 30 meter al een pufje moest nemen. De medisch adviseur van Van Brederode heeft vermeld dat appellante weigerde een looptest uit te voeren, zonder daarbij te vermelden dat appellante zich op dat moment fysiek helemaal niet in staat voelde om een looptest uit te voeren.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
Ingevolge artikel 49, eerste lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer kan aan een gehandicapte, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria, door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens, een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt.
4.1.2.
Deze regeling is de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (Regeling). Ingevolge
artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling kunnen bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan honderd meter aan één stuk te voet te overbruggen, voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking komen.
4.1.3.
Om in de gemeente Utrecht voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats in aanmerking te komen is op grond van de Nota gehandicaptenparkeerbeleid van 8 maart 1999 minimaal een soortgelijke loopbeperking vereist.
4.2.
In geschil is of appellante voldoet aan de voorwaarde dat zij in redelijkheid niet in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen.
4.3.1.
Uit de medische adviezen van SCIO Consult en Van Brederode komt naar voren dat appellante lijdt aan een chronische longaandoening in de vorm van astma en chronisch lymfoedeem. Hierdoor ondervindt zij beperkingen bij het lopen. Beide adviezen luiden dat er geen medische indicatie voor een parkeervoorziening is omdat appellante in staat is 100 meter lopend aan één stuk te overbruggen.
4.3.2.
Het medisch advies van SCIO Consult is tot stand gekomen op basis van dossieronderzoek en gericht lichamelijk onderzoek en observatie. Over de gerichte observatie van het looppatroon staat vermeld dat appellante na 30 meter zegt benauwd te zijn en dat zij na afgeleid te zijn met een gesprekje moeiteloos 150 meter buiten loopt.
4.3.3.
Het medisch advies van Van Brederode is gebaseerd op een door de arts afgelegd huisbezoek. Het advies vermeldt dat appellante heeft gezegd dat zij op de dagen dat zij zich goed voelt haar hondjes uitlaat en dat zij dan een afstand van 150 meter aflegt. Verder vermeldt het advies dat een looptest niet is verricht omdat appellante dat tijdens het huisbezoek niet kon opbrengen.
4.4.
Appellante bestrijdt niet dat zij in staat is een afstand te lopen van 100 meter aan één stuk. Dit wordt ook bevestigd door de observatie bij SCIO Consult. Dat appellante vanwege benauwdheid een pufje heeft moeten nemen om na 30 meter verder te kunnen lopen betekent niet dat zij niet in staat was die afstand lopend aan één stuk af te leggen. Het medisch onderzoek is echter niet volledig geweest omdat in de medische adviezen niet is betrokken dat de klachten van appellante wisselend van ernst zijn. Dit is ook gebleken ten tijde van het door de arts van Van Brederode afgelegde huisbezoek. Gelet hierop had het medisch onderzoek ook betrekking moeten hebben op het verloop van de klachten van appellante en de vraag in welke mate en met welke frequentie haar klachten zo ernstig zijn dat zij daardoor niet in staat is de afstand van 100 meter lopend te overbruggen.
4.5.
Uit 4.4 volgt dat aan het medisch onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt een zorgvuldigheidsgebrek kleeft. Er bestaat aanleiding om met toepassing van
artikel 8:51d van de Awb het college op te dragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep draagt het college op binnen 6 weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het besluit van 5 december 2013 te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door M.F. Wagner, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2015.
(getekend) M.F. Wagner
(getekend) D. van Wijk

HD