ECLI:NL:CRVB:2015:3061
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek door verzekeringsartsen
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die zich op 29 juni 2012 ziek meldde wegens borstkanker. Na diverse spreekuurbezoeken bij een verzekeringsarts, werd appellante per 17 juni 2013 geschikt geacht voor arbeid, waarna het Uwv de uitkering beëindigde. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Den Haag oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen.
In hoger beroep voerde appellante aan dat haar psychische klachten waren onderschat en dat zij niet in staat was om haar werk te verrichten. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep adequaat onderzoek had verricht en dat er geen ernstige psychische ziekteverschijnselen waren vastgesteld. De Raad concludeerde dat appellante in staat was haar werk te verrichten en dat er geen aanleiding was voor een behandeling zoals door appellante verzocht. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.