ECLI:NL:CRVB:2015:3052

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 september 2015
Publicatiedatum
9 september 2015
Zaaknummer
13-5124 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en vergoeding van schade en proceskosten in WIA-zaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.M. Breevoort, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 15 april 2015 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante op 1 mei 2015 het hoger beroep heeft ingetrokken. Dit gebeurde omdat het Uwv volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellante. Appellante verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten en de wettelijke rente.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat, gezien de datum van het schadeveroorzakende besluit, artikel 8:73a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Dit artikel stelt dat als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener kan worden veroordeeld tot schadevergoeding. De Raad heeft het verzoek van appellante om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente toegewezen.

Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat het Uwv ook in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld. De kosten van rechtsbijstand zijn begroot op € 1.225,- voor de procedure in beroep en € 490,- voor het hoger beroep. Ook de kosten van een expertiserapport van € 2.500,- zijn voor vergoeding in aanmerking gekomen. De uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, met K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 september 2015.

Uitspraak

Datum uitspraak: 9 september 2015
13/5124 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 augustus 2013, 13/422 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.M. Breevoort hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 15 april 2015 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 1 mei 2015 heeft mr. Breevoort namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en de wettelijke rente.
Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Aangezien het schadeveroorzakende besluit dateert van voor 1 juli 2013, is artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin (oud), van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing, ingevolge welk artikel in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 15 april 2015 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad wijst het verzoek van appellante toe om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Voor de wijze waarop het Uwv de wettelijke rente dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van
25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten van rechtsbijstand worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.225,- in beroep en € 490,- in hoger beroep. Ook de in hoger beroep gevorderde kosten van € 2.500,- in verband met een ingebracht expertiserapport, komen voor vergoeding in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de wettelijke rente als hiervoor aangegeven;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 4.215,-.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2015.
(getekend) B.M. van Dun
(getekend) K.R. van Renswoude

UM