ECLI:NL:CRVB:2015:3027
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schending van de inlichtingenverplichting bij bijstandsverlening en de gevolgen voor het recht op bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had haar inlichtingenverplichting geschonden door geen duidelijkheid te verschaffen over haar woon- en leefsituatie. Dit leidde tot de intrekking van haar bijstand per 6 november 2012. De Raad oordeelde dat de onderzoeksresultaten van de sociale recherche voldoende grondslag boden voor de conclusie dat appellante niet op het uitkeringsadres verbleef, maar op het adres van haar ex-partner. De Raad benadrukte het belang van controleerbare gegevens over de feitelijke woon- en leefsituatie voor het vaststellen van het recht op bijstand. De intrekking van de bijstand werd niet beperkt tot een bepaalde periode, waardoor de beoordeling de periode van 6 november 2012 tot 21 januari 2013 besloeg. De Raad concludeerde dat appellante geen juiste inlichtingen had verstrekt, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De belangen van de kinderen van appellante vormden geen dringende reden om van de intrekking af te zien. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.