ECLI:NL:CRVB:2015:2985

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 september 2015
Publicatiedatum
3 september 2015
Zaaknummer
14/2852 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de inlichtingenverplichting bij zorgtoeslag en bijstandsverlening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellante, die sinds 5 maart 2009 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), heeft zorgtoeslag ontvangen van haar ex-echtgenoot. Het college van burgemeester en wethouders van Deurne heeft de bijstand van appellante herzien over de periode van 1 juni 2009 tot en met 28 februari 2013, omdat appellante deze inkomsten niet had gemeld. Het college heeft een bedrag van € 4.487,05 bruto en € 152,- netto teruggevorderd van appellante.

De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. In hoger beroep betwistte appellante de schending van de inlichtingenverplichting en stelde dat zij hierover had gesproken met haar contactambtenaar. De Raad oordeelde dat appellante de zorgtoeslag van haar ex-echtgenoot als inkomsten moet aanmerken en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de gemeente op de hoogte had gesteld van deze inkomsten. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door de zorgtoeslag niet te melden.

De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 1 september 2015.

Uitspraak

14/2852 WWB
Datum uitspraak: 1 september 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
17 april 2014, 13/5148 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Deurne (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. P.J.A. van de Laar, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juli 2015. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van de Laar en haar ex-echtgenoot [naam P.]. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door N.Y. Mugge.

OVERWEGINGEN

1. Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.1.
Appellante ontvangt sinds 5 maart 2009 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande ouder.
1.2.
Naar aanleiding van onderzoek naar de rechtmatigheid van de aan appellante verstrekte bijstand is gebleken dat zij vanaf 1 juni 2009 maandelijks op haar bankrekening de zorgtoeslag van haar ex-echtgenoot heeft ontvangen.
1.3.
Bij besluit van 6 mei 2013, zoals na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 23 september 2013 (bestreden besluit) heeft het college, voor zover hier nog van belang, de bijstand van appellante over de periode van 1 juni 2009 tot en met 28 februari 2013 herzien op de grond dat appellante heeft nagelaten deze inkomsten aan het college te melden, als gevolg waarvan te veel bijstand is betaald. Het college heeft over de periode 1 juni 2009 tot en met
31 december 2012 een bedrag van € 4.487,05 bruto en over de maanden januari en februari 2013 een bedrag van € 152,- netto aan gemaakte kosten van bijstand van appellante teruggevorderd. Over de maanden maart en april 2013 heeft het college de inkomsten tot een bedrag van € 152,- verrekend met de bijstand van appellante over de maand mei 2013.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Appellante heeft betwist dat zij de inlichtingenverplichting heeft geschonden ten aanzien van de ontvangen bedragen van de zorgtoeslag van haar ex-echtgenoot. Zij heeft hierover gesproken met haar contactambtenaar terwijl uit overgelegde bankafschriften bleek dat zij de zorgtoeslag van haar ex-echtgenoot ontving. Daarnaast heeft appellante aangevoerd dat de ex-echtgenoot aan zijn alimentatieverplichting heeft voldaan door storting van zijn zorgtoeslag op de rekening van appellante en dat het college de vastgestelde alimentatie in mindering heeft gebracht op haar bijstand.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Niet in geschil is dat appellante in de periode hier van belang de zorgtoeslag van haar
ex-echtgenoot op haar bankrekening heeft ontvangen en dat de ontvangen zorgtoeslag van haar ex-echtgenoot in dit geval als inkomsten van appellante moeten worden aangemerkt.
4.2.
Uit de gedingstukken blijkt niet dat appellante, zoals zij stelt, met de contactambtenaar van de gemeente [woonplaats] gesproken heeft over de zorgtoeslag van haar ex-echtgenoot. Appellante heeft deze stelling ook verder niet aannemelijk gemaakt. Hierbij wordt gewezen op de op 14 februari 2013 afgelegde en ondertekende verklaring van appellante waarin zij expliciet heeft verklaard niet te weten waarom zij de gemeente [woonplaats] niet heeft laten weten dat zij de zorgtoeslag van haar ex-echtgenoot kreeg.
4.3.
Nu appellante geen melding heeft gemaakt van de ontvangst van de zorgtoeslag van haar ex-echtgenoot is sprake van schending van de inlichtingenverplichting ten aanzien van deze inkomsten. Het enkele feit dat uit overgelegde bankafschriften blijkt van ontvangst van de zorgtoeslag van de ex-echtgenoot ontsloeg appellante niet van de verplichting om onverwijld en uit eigen beweging expliciet melding te maken van deze periodieke inkomsten. De opmerking in de rapportage van 15 juni 2011 van rapporteur M.M.A. Reulen, dat op de bankrekening van appellante geen onbekende inkomsten binnenkomen, maakt dat niet anders. Zelfs indien, zoals appellante heeft aangevoerd, de zorgtoeslag van de ex-echtgenoot gezien moet worden als alimentatie, leidt dat er niet toe dat sprake is van een onjuist besluit, omdat het college tot dan toe uitsluitend de daadwerkelijk door appellante als zodanig ontvangen bedragen aan alimentatie in mindering had gebracht op de bijstand van appellante.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van C.M.A.V. van Kleef als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 september 2015.
(getekend) J.C.F. Talman
(getekend) C.M.A.V. van Kleef

HD