ECLI:NL:CRVB:2015:2983

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 september 2015
Publicatiedatum
3 september 2015
Zaaknummer
15/3029 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling aanvraag bijzondere bijstand voor noodzakelijke kosten van het bestaan na diefstal van inboedel

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 24 augustus 2013 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had op 4 februari 2014 bijzondere bijstand aangevraagd voor inrichtingskosten ter hoogte van € 1.200,-. Deze aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen, omdat het college van mening was dat er geen sprake was van bijzondere omstandigheden die noodzakelijke kosten van het bestaan rechtvaardigden. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

De appellant voerde aan dat de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, namelijk de diefstal van zijn inrichting in april 2011, waardoor hij niet in staat was om te reserveren voor een nieuwe inrichting. De Raad oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij door deze omstandigheden niet in staat was om te reserveren voor de kosten. De Raad benadrukte dat de kosten van een nieuwe inrichting, indien noodzakelijk, uit het inkomen van de appellant moeten worden voldaan, en dat bijzondere bijstand alleen wordt verleend als de kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.

Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad wees erop dat de appellant niet had aangetoond dat hij geen lening kon afsluiten voor de kosten, en dat hij vanaf het moment van de diefstal had kunnen reserveren voor de nieuwe inrichting. De uitspraak werd gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van griffier C. Moustaïne, en werd openbaar uitgesproken op 1 september 2015.

Uitspraak

15/3029 WWB
Datum uitspraak: 1 september 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
26 maart 2015, 14/6472 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. drs. G.A.S. Maduro, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juli 2015. Namens appellant is
mr. Maduro verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. H.H. Nicolai.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt laatstelijk sinds 24 augustus 2013 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Op 4 februari 2014 heeft appellant bijzondere bijstand aangevraagd voor inrichtingskosten voor een bedrag van € 1.200,-.
1.2.
Na de aanvraag aanvankelijk buiten behandeling te hebben gesteld, heeft het college bij de beslissing op bezwaar van 8 augustus 2014 (bestreden besluit) de aanvraag afgewezen. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan als bedoeld in
artikel 35, eerste lid, van de WWB. Appellant had voor de kosten kunnen reserveren.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en aangevoerd dat de kosten in geding voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Appellant heeft niet kunnen reserveren, omdat hij door diefstal van zijn inrichting plotseling met deze kosten is geconfronteerd en hij een periode geen bijstand heeft ontvangen. Bovendien kan nauwelijks gespaard worden van bijstand. Mogelijkheden om te lenen heeft appellant als bijstandsgerechtigde evenmin.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij
artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2.
Het gaat hier om kosten die, indien zij noodzakelijk zijn, gerekend worden tot de periodiek dan wel incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Die kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Daarvoor wordt alleen bijzondere bijstand verleend indien de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, die ertoe leiden dat die kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
4.3.
Appellant ontving vanaf 2008 met onderbrekingen bijstand. Zoals ook de rechtbank heeft vastgesteld, vond de door appellant gestelde diefstal van zijn oude inrichting plaats in 2011 en wel in april 2011. Appellant had dan ook vanaf dat moment voor de kosten van een nieuwe inrichting kunnen reserveren. Het uitgangspunt verwoord in 4.2 is dat een inkomen op bijstandsniveau geacht wordt hiervoor ruimte te bieden. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in zijn geval wegens bijzondere omstandigheden anders is. Appellant heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat hij voor de kosten geen lening kon afsluiten.
4.4.
Uit 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van C. Moustaïne als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 september 2015.
(getekend) Y.J. Klik
(getekend) C. Moustaïne

HD