ECLI:NL:CRVB:2015:2973

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 september 2015
Publicatiedatum
1 september 2015
Zaaknummer
14/2848 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontheffing van arbeidsverplichting op basis van medische adviezen in het kader van de WWB

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wormerland ongegrond heeft verklaard. Appellante ontving sinds 1 november 2007 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college had haar in een eerder besluit meegedeeld dat zij voor 20 tot 25 uur per week belastbaar werd geacht voor lichte werkzaamheden. In een later besluit werd appellante ontheffing verleend van de arbeidsverplichting voor 15 uur per week, maar dit besluit werd door appellante bestreden, omdat zij vond dat haar beperkingen waren onderschat.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het college zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de feiten en omstandigheden die ten grondslag lagen aan het besluit. Het advies van de medisch adviseur, dat is gebaseerd op eigen onderzoek en rekening houdt met de klachten van appellante, voldeed aan de eisen van zorgvuldigheid. De Raad concludeert dat er voldoende rekening is gehouden met de beperkingen van appellante, zowel de niet-objectiveerbare als de wel verklaarbare klachten. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd die tot een ander oordeel zouden leiden.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van C.M.A.V. van Kleef als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 september 2015.

Uitspraak

14/2848 WWB
Datum uitspraak: 1 september 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
7 april 2014, 13/2547 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Wormerland (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.C.R. Molenaar, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft een nadere reactie ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juli 2015. Voor appellante is verschenen mr. Molenaar. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Koenhen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante ontving sinds 1 november 2007 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Bij besluit van 27 november 2012 heeft het college appellante meegedeeld dat haar verplichtingen in het kader van de WWB zijn gewijzigd, in die zin dat zij voor 20 tot 25 uur per week, maximaal 6 uur per dag, belastbaar wordt geacht voor lichte werkzaamheden met enige ruimte de werkzaamheden zelf in te delen.
1.2.
Bij besluit van 8 april 2013 (bestreden besluit) heeft het college, onder herformulering van de motivering, in die zin dat appellante ontheffing van de arbeidsverplichting verleend wordt voor 15 uur per week, het bezwaar tegen het besluit van 27 november 2012 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daartoe heeft appellante - samengevat - aangevoerd dat haar beperkingen zijn onderschat.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 9, eerste lid, van de WWB zijn de verplichtingen tot arbeidsinschakeling opgenomen. Artikel 9, tweede lid, van de WWB biedt het college de mogelijkheid om in individuele gevallen tijdelijk ontheffing te verlenen van de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
4.2.
Een bestuursorgaan dat met besluitvorming is belast, dient er zorg voor te dragen dat een zorgvuldig onderzoek wordt ingesteld naar de feiten en omstandigheden die voor het te nemen besluit de grondslag vormen. Uit vaste rechtspraak (uitspraak van 17 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1015) volgt dat indien voor het vaststellen van de feiten mede gebruik moet worden gemaakt van de deskundigheid waarover het bestuursorgaan zelf niet beschikt, het bestuursorgaan een ter zake deskundige kan inschakelen om zich van advies te laten dienen. Het ligt dan op de weg van het bestuursorgaan om zich ervan te vergewissen dat dit advies voldoet aan de eisen die uit een oogpunt van zorgvuldigheid aan de besluitvorming zelf moeten worden gesteld. Om die reden kan van een deugdelijke advisering slechts sprake zijn indien uit het advies ten minste blijkt op basis van welke gegevens deze tot stand zijn gekomen en welke procedure bij het tot stand brengen van dit advies is gevolgd.
4.3.
Het advies van 23 oktober 2012 van medisch adviseur C. Geurts, sociaal geneeskundige bij Medimove (medisch adviseur), waarop de besluitvorming is gebaseerd, voldoet aan de hiervoor geformuleerde eisen van zorgvuldigheid. Van betekenis is in dit verband dat het advies is gebaseerd op eigen onderzoek van de medisch adviseur, dat de medisch adviseur rekening heeft gehouden met de klachten van appellante en dat deze door appellante meegebrachte informatie van de behandelende sector, waaronder informatie van de huisarts, bij zijn beoordeling heeft betrokken. Naar aanleiding van de in beroep overgelegde en door de medisch adviseur bij de behandelend sector opgevraagde medische stukken heeft de medisch adviseur in een aanvullende medische rapportage gemotiveerd vermeld dat er geen reden bestaat zijn eerder gegeven rapportage met beperkingen en conclusies te herzien. Na kennisneming van aanvullende medische stukken van de radioloog en de Stichting Artsenlaboratorium en Trombosedienst van begin 2014 heeft de medisch adviseur expliciet gesteld dat hij in december 2013 de actuele gezondheidssituatie van appellante heeft beoordeeld en in de nieuw overgelegde stukken geen termen aanwezig acht om af te wijken van wat hij heeft vermeld in de rapportage van 23 oktober 2012 en de aanvullende medische rapportage van december 2013. De rechtbank komt terecht tot de conclusie dat met de beperkingen van appellante voldoende rekening is gehouden nu de medisch adviseur zowel de niet geheel objectiveerbare (vermoeidheids)klachten als de wel verklaarbare klachten in zijn beoordeling heeft betrokken.
4.4.
Appellante heeft gewezen op haar subjectieve klachten, maar heeft in hoger beroep geen medische gegevens overgelegd die leiden tot een ander oordeel dan waartoe de rechtbank is gekomen. Voor een nader medisch onderzoek bestaat dan ook geen aanleiding.
4.5.
Het bovenstaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F Talman, in tegenwoordigheid van C.M.A.V. van Kleef als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 september 2015.
(getekend) J.C.F. Talman
(getekend) C.M.A.V. van Kleef

HD