ECLI:NL:CRVB:2015:2968

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 september 2015
Publicatiedatum
1 september 2015
Zaaknummer
14/1729 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.F. Bandringa
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bijzondere bijstand voor reis- en verblijfskosten van kinderen in het kader van omgangsregeling

In deze zaak heeft appellante op 29 april 2013 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de reis- en verblijfskosten van haar kinderen, die voortvloeien uit de omgangsregeling met hun vader, die in België woont. De kinderen verblijven bij hun vader en komen om de weekenden en tijdens een deel van de vakanties bij appellante op bezoek. Appellante heeft de reiskosten van de kinderen berekend op € 97,20 per maand en verzocht om bijzondere bijstand voor deze kosten.

Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft de aanvraag afgewezen, met als argument dat hoewel de kosten noodzakelijk zijn, er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven tot het verlenen van bijzondere bijstand. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep is gegaan.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 1 september 2015 geoordeeld dat de reiskosten van de kinderen in het kader van de omgangsregeling ten laste komen van de verzorgende ouder, in dit geval de vader. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten niet kunnen worden aangemerkt als noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden van appellante. De Raad heeft ook overwogen dat de psychische noodsituatie van appellante en de bedreigingen van de ex-partner niet voldoende zijn om aan te nemen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die recht geven op de gevraagde bijstand. De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.

Uitspraak

14/1729 WWB
Datum uitspraak: 1 september 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 25 februari 2014, 13/5029 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.L.A.M. van Os, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter zitting op 21 juli 2015 aan de orde gesteld. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft op 29 april 2013 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de reis- en verblijfkosten van haar kinderen van € 100,- per maand die voortvloeien uit de omgangsregeling tussen appellante en de vader van haar twee kinderen, die in België woont. De kinderen wonen bij hun vader en komen om het weekend en tijdens een deel van de vakanties bij appellante op bezoek. In de toelichting bij die aanvraag heeft appellante opgegeven dat zij alle reiskosten van de kinderen moet betalen en zij heeft die berekend op een bedrag van € 97,20 per maand.
1.2.
Bij besluit van 22 mei 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 1 augustus 2013 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Aan de besluitvorming heeft het college ten grondslag gelegd dat de kosten zich voordoen en noodzakelijk zijn, maar geen sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om voor de gevraagde kosten bijzondere bijstand te verlenen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij
artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraken van 18 februari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:476 en 6 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2014:1568) komen de reiskosten van de kinderen in verband met een bezoekregeling ten laste van de verzorgende ouder. Dat is in dit geval de ex-partner van appellante. Dit geldt zowel voor de situatie waarin de omgangsregeling berust op een afspraak tussen de ouders als voor het geval waarin de omgangsregeling door de familierechter is vastgesteld. Deze kosten, die appellante heeft berekend op € 97,20 per maand, zijn daarom niet aan te merken als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van appellante. De overige kosten van
€ 2,80 per maand zijn niet zodanig dat het college daarvoor bijstand moet verstrekken. Dat appellante verkeert in een psychische noodsituatie en dat sprake is van bedreigingen van de ex-partner, naar de Raad begrijpt dat hij de omgangsregeling niet langer zal nakomen als appellante stopt met het betalen van de reiskosten van de kinderen, heeft zij ook in hoger beroep niet aannemelijk gemaakt. Dat het college, zoals appellante stelt, de mogelijkheid heeft om bijstand te verhalen op de onderhoudsplichtige ouder, wat daarvan ook zij, levert evenmin een bijzondere omstandigheid op om aan haar de gevraagde bijzondere bijstand toe te kennen.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa, in tegenwoordigheid van C.M. Fleuren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 september 2015.
(getekend) J.F. Bandringa
(getekend) C.M. Fleuren

HD