ECLI:NL:CRVB:2015:2957

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 augustus 2015
Publicatiedatum
31 augustus 2015
Zaaknummer
12-6898 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep na overlijden appellant zonder bekende erfgenamen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 augustus 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 12/6898 AWBZ. Het hoger beroep was ingesteld door de appellant, die op 16 juli 2013 is overleden. De advocaat van de appellant, mr. E.J. Bakker, heeft de Raad op 21 januari 2015 geïnformeerd dat zij niet zal optreden namens eventuele erfgenamen van de appellant. De Raad heeft vervolgens in de Staatscourant aangekondigd dat het onderzoek ter zitting zou plaatsvinden op 15 juli 2015. Tijdens deze zitting is niemand van de erfgenamen verschenen, terwijl het Zorgkantoor, vertegenwoordigd door K.A.H. van Doorn-Veerman, wel aanwezig was.

De Raad heeft overwogen dat, gezien de feiten, het hoger beroep niet langer ontvankelijk is. De overledene heeft geen belang bij de voortzetting van het geding en er zijn geen erfgenamen bekend die het geding willen voortzetten. Na de oproep in de Staatscourant heeft niemand verzocht om als partij aan het geding deel te nemen. Hierdoor is het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep komen te ontvallen, wat leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter J. Brand en griffier J.R. van Ravenstein.

Uitspraak

12/6898 AWBZ
Datum uitspraak: 26 augustus 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van
16 november 2012, 12/1926 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
Achmea Zorgkantoor N.V. (Zorgkantoor)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E.J. Bakker, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant is op 16 juli 2013 overleden.
Bij brief van 21 januari 2015 heeft mr. Bakker de Raad bericht dat zij niet zal optreden namens eventuele erfgenamen van appellant.
De Raad heeft gelet op het bepaalde in artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de Staatscourant van 16 juni 2015 aangekondigd dat het onderzoek ter zitting zal plaatsvinden op 15 juli 2015.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2015. Van de zijde van de erfgenamen van appellant is niemand verschenen. Het Zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door K.A.H. van Doorn-Veerman.

OVERWEGINGEN

1.1.
Naar het oordeel van de Raad is het hoger beroep gelet op de hiervoor onder het procesverloop beschreven feiten niet (langer) ontvankelijk. Daartoe overweegt de Raad als volgt.
1.2.
Appellant is op 16 juli 2013 overleden. Niet kan worden gezegd dat de overledene enig belang heeft bij de voortzetting van het geding. Erfgenamen die appellant als partij in het onderhavige geding zijn opgevolgd en het geding zouden willen voortzetten zijn de Raad niet bekend. Na de oproep van de Raad in de Staatscourant hebben geen belanghebbenden verzocht als partij aan het geding te mogen deelnemen.
1.3.
Op grond van het voorgaande wordt geoordeeld dat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is komen te ontvallen, zodat het hoger beroep
niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van J.R. van Ravenstein als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2015.
(getekend) J. Brand
(getekend) J.R. van Ravenstein

HD