ECLI:NL:CRVB:2013:1084
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.R. Baas
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WIA-uitkering bij minder dan 35% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beoordeling van het recht op een WIA-uitkering voor appellant, die sinds 17 januari 2008 met rugklachten uitgevallen is voor zijn werkzaamheden als meubelmaker. Appellant heeft later ook psychische klachten ontwikkeld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 19 februari 2010 vastgesteld dat appellant met ingang van 14 januari 2010 geen recht op WIA-uitkering heeft, omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedraagt. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarbij hij melding heeft gemaakt van diverse klachten, waaronder nekklachten en oorsuizingen.
Tijdens de bezwaarprocedure is er een verzekeringsgeneeskundig rapport uitgebracht, waarin de bezwaarverzekeringsarts meer beperkingen heeft aangenomen ten aanzien van de nekklachten en het gehoor. Desondanks heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard. Appellant heeft vervolgens beroep aangetekend tegen deze beslissing, waarbij hij stelde dat zijn beperkingen te laag zijn ingeschat. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, en appellant is in hoger beroep gegaan.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat er geen grond is om het verzekeringsgeneeskundige onderzoek onvolledig of onzorgvuldig te achten. De bezwaarverzekeringsarts heeft voldoende gemotiveerd dat de orthopedisch chirurg De Meulemeester niet is uitgegaan van een andere diagnostische overweging. De Raad concludeert dat er geen objectieve medische gronden zijn voor het standpunt van appellant dat hij niet in staat is om te werken. Het hoger beroep wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.