ECLI:NL:CRVB:2015:2940
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) en beoordeling van nieuw gebleken feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om geen nabestaandenuitkering toe te kennen aan appellante. De zaak betreft de weigering van de Svb om terug te komen op een eerder besluit van 22 december 2010, waarin werd vastgesteld dat de echtgenoot van appellante op het moment van zijn overlijden niet verzekerd was onder de Algemene nabestaandenwet (ANW). De echtgenoot van appellante, die in Marokko woonde en werkte, overleed op 13 juli 2010. De Svb heeft in eerdere procedures de weigering van de nabestaandenuitkering in stand gehouden, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van het besluit rechtvaardigden.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand heeft gelaten. Zij stelde dat de Svb haar niet in de gelegenheid had gesteld om te worden gehoord in bezwaar en dat er mogelijk nieuwe feiten waren die de verzekeringspositie van haar echtgenoot in Marokko betroffen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de Svb terecht heeft geconcludeerd dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening van het besluit rechtvaardigden. De Raad heeft vastgesteld dat de gestelde aanspraak van appellante op een nabestaandenuitkering als een duuraanspraak moet worden aangemerkt, waarbij een onderscheid gemaakt moet worden tussen het verleden en de toekomst.
De Raad heeft verder geoordeeld dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden verzekerd was in Marokko. De Svb had geen aanleiding om in contact te treden met het Marokkaans contactorgaan voor nadere informatie. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen. Er zijn geen proceskosten toegewezen.