ECLI:NL:CRVB:2015:2939
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering AAW-uitkering op basis van ingezetenschap en duurzame band met Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellante, geboren in 1968 in het voormalige Joegoslavië, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag geweigerd, omdat appellante op haar 17e verjaardag niet legaal in Nederland woonde. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij op haar 17e verjaardag als ingezetene van Nederland moest worden beschouwd. Ze voerde aan dat ze vóór haar 17e verjaardag getrouwd was en bij haar echtgenoot in Nederland woonde, en dat ze een aanvraag voor een verblijfsvergunning had gedaan. Het Uwv betwistte echter dat appellante zich eerder dan 31 december 1987 in Nederland had gevestigd.
De Raad oordeelde dat uit de beschikbare feiten en omstandigheden niet kon worden geconcludeerd dat appellante in 1985 een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had. De Raad benadrukte dat de beoordeling van ingezetenschap afhankelijk is van de omstandigheden waarin iemand zich bevindt. De enkele operatie in Nederland eind 1985 was onvoldoende bewijs voor een duurzame band. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees de aanvraag voor de AAW-uitkering af.