ECLI:NL:CRVB:2015:2916
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak inzake proceskosten in bezwaar en hoger beroep door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.H.F. de Jong, had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat zijn ouderdomspensioen per oktober 2011 had beëindigd. De Svb had het bezwaar van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard en het besluit van de Svb vernietigd, maar had de Svb niet veroordeeld in de proceskosten van de appellant in de bezwaarfase.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had nagelaten de Svb te veroordelen in de kosten van de behandeling van het bezwaar, aangezien de gemachtigde van de appellant expliciet om vergoeding van deze kosten had verzocht. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover deze betrekking had op de proceskosten in de bezwaarfase en heeft de Svb veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in zowel de bezwaarfase als het hoger beroep, tot een totaalbedrag van € 980,-. Daarnaast dient de Svb het door de appellant betaalde griffierecht in hoger beroep van € 118,- te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van een correcte vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedures en bevestigt dat ook in hoger beroep een veroordeling in proceskosten kan plaatsvinden, zelfs als partijen mogelijk een regeling hadden kunnen treffen.