ECLI:NL:CRVB:2015:2916

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 augustus 2015
Publicatiedatum
28 augustus 2015
Zaaknummer
14/57 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak inzake proceskosten in bezwaar en hoger beroep door de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.H.F. de Jong, had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat zijn ouderdomspensioen per oktober 2011 had beëindigd. De Svb had het bezwaar van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard en het besluit van de Svb vernietigd, maar had de Svb niet veroordeeld in de proceskosten van de appellant in de bezwaarfase.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had nagelaten de Svb te veroordelen in de kosten van de behandeling van het bezwaar, aangezien de gemachtigde van de appellant expliciet om vergoeding van deze kosten had verzocht. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover deze betrekking had op de proceskosten in de bezwaarfase en heeft de Svb veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in zowel de bezwaarfase als het hoger beroep, tot een totaalbedrag van € 980,-. Daarnaast dient de Svb het door de appellant betaalde griffierecht in hoger beroep van € 118,- te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van een correcte vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedures en bevestigt dat ook in hoger beroep een veroordeling in proceskosten kan plaatsvinden, zelfs als partijen mogelijk een regeling hadden kunnen treffen.

Uitspraak

14/57 AOW
Datum uitspraak: 28 augustus 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
19 november 2013, 12/3468 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.H.F. de Jong, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend, waarop namens appellant is gereageerd bij brief van 3 juni 2014.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2015. Appellant is met kennisgeving niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Oudenes.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 21 februari 2012 heeft de Svb het ouderdomspensioen van appellant met ingang van oktober 2011 beëindigd.
1.2.
Het bezwaar van appellant dit besluit heeft de Svb bij besluit van 31 augustus 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dit besluit vernietigd, het besluit van 21 februari 2012 herroepen en bepaald dat de aangevallen uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit. Tevens is de Svb veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente over het na te betalen ouderdomspensioen, tot vergoeding van het betaalde griffierecht en tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 708,-. Voor de proceskosten heeft de rechtbank overwogen dat er geen aanleiding is de Svb te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, omdat appellant niet heeft verzocht om vergoeding van deze kosten in de bezwaarfase.
3.1.
Appellant heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de Svb niet heeft veroordeeld in de kosten van de behandeling van het bezwaar. Daarbij is verzocht de Svb te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep.
3.2.
De Svb heeft erkend dat bij de aangevallen uitspraak is verzuimd de Svb te veroordelen in de kosten van de behandeling van het bezwaar. Een veroordeling in de kosten van het hoger beroep dient volgens de Svb achterwege te blijven.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak voor zover daarbij is beslist dat er geen aanleiding is de Svb te veroordelen in de door appellant gemaakte kosten van de behandeling van het bezwaar.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat bij de aangevallen uitspraak ten onrechte is nagelaten de Svb te veroordelen in de door appellant gemaakte kosten van de behandeling van het bezwaar, nu de gemachtigde van appellant in de bezwaarfase bij brief van 3 juli 2012 expliciet heeft verzocht om vergoeding van deze kosten. Gelet daarop dient de aangevallen uitspraak te worden vernietigd, voor zover daarbij is beslist over kosten van de behandeling van het bezwaar en dient alsnog een vergoeding van deze kosten toegekend te worden. Deze kosten worden begroot op € 490,- voor kosten van rechtsbijstand.
4.3.
Ten aanzien van de proceskosten in hoger beroep is de Svb van mening dat er geen aanleiding is de Svb te veroordelen in deze kosten. De Svb is bereid de proceskosten in bezwaar te betalen aan appellant en heeft na kennisneming van het hoger beroepschrift viermaal vergeefs getracht de gemachtigde van appellant telefonisch te bereiken om hierover een afspraak te maken. Er is volgens de Svb sprake van een evidente omissie van de rechtbank, waaraan de Svb part noch deel heeft gehad.
4.4.
Appellant heeft gesteld dat hij genoodzaakt was hoger beroep in te stellen, mede gelet op de uitspraak van de Raad van 7 mei 2013, (ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9781).
4.5.
Er is voldoende aanleiding de Svb ook te veroordelen in de proceskosten van appellant in hoger beroep. Het enkele feit dat partijen mogelijk in onderling een regeling hadden kunnen treffen over deze kosten doet er niet aan af dat appellant terecht hoger beroep heeft ingesteld. De proceskosten in hoger beroep worden begroot op € 490,- voor kosten van rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
- vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover betrekking hebbend op een vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase;
- veroordeelt de Svb in de proceskosten van appellant in bezwaar en hoger beroep tot een bedrag van € 980,-;
- bepaalt dat de Svb het door appellant betaalde griffierecht in hoger beroep ad € 118,- aan hem dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2015.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) S. Aaliouli

UM