ECLI:NL:CRVB:2015:2905
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om toekenning van een militair invaliditeitspensioen na eerdere afwijzing zonder nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, een voormalig militair, had verzocht om toekenning van een militair invaliditeitspensioen, maar zijn verzoek was eerder afgewezen op basis van het ontbreken van nieuwe feiten en omstandigheden. De appellant, geboren in 1923 en met een verleden als krijgsgevangene, had in 2008 al een verzoek ingediend dat was afgewezen omdat er geen verband werd gevonden tussen zijn klachten en zijn militaire dienst. Na een eerdere vernietiging van een besluit door de rechtbank, diende de appellant in 2012 opnieuw een verzoek in, dat wederom werd afgewezen door de minister van Defensie.
De Raad heeft vastgesteld dat de minister bevoegd is om een herhaalde aanvraag inhoudelijk te behandelen, maar dat de eerdere afwijzing als uitgangspunt moet dienen. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe gegevens waren ingediend die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. De psychische klachten van de appellant werden als gevolg van zijn krijgsgevangenschap beschouwd, maar de knieklachten werden toegeschreven aan zijn eigen lichamelijke aanleg. De Raad oordeelde dat de minister terecht had besloten om niet terug te komen op het eerdere besluit, aangezien er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit rechtvaardigden.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er zijn geen proceskosten toegewezen. De uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, met M.S. Boomhouwer als griffier.