ECLI:NL:CRVB:2015:2899
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van bijstandsaanvraag wegens schending van inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een bijstandsaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Zwolle. De appellant had op 23 september 2011 en opnieuw op 9 september 2012 een aanvraag om bijstand ingediend, waarbij hij telkens aangaf op een bepaald adres te wonen. Het college heeft echter vastgesteld dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op het opgegeven adres woonachtig was. De eerdere afwijzing van zijn aanvraag was al in rechte onaantastbaar geworden.
Tijdens het onderzoek door het college, dat onder andere een huisbezoek omvatte, bleek dat appellant niet op het opgegeven adres woonde. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen bewijs kon leveren van zijn woonadres en dat de verklaringen van zijn moeder en de huismeester niet geloofwaardig waren. De Raad concludeert dat appellant niet heeft aangetoond dat hij zijn hoofdverblijf op het opgegeven adres had en bevestigt daarmee de afwijzing van de bijstandsaanvraag door het college.
De uitspraak van de rechtbank Overijssel, die het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond had verklaard, wordt door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad oordeelt dat het college terecht heeft geconcludeerd dat het recht op bijstand van appellant niet kon worden vastgesteld door de schending van de inlichtingenverplichting.