ECLI:NL:CRVB:2015:2895

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 augustus 2015
Publicatiedatum
27 augustus 2015
Zaaknummer
12/5834 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake weigering WIA-uitkering en beoordeling van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML)

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 augustus 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 september 2012. De zaak betreft de weigering van een WIA-uitkering aan betrokkene, die als (beton)timmerman werkzaam was en op 25 februari 2008 uitviel door rug- en heupklachten. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit van het Uwv vernietigd, omdat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) onvoldoende inzicht gaf in de beperkingen van betrokkene.

In hoger beroep heeft het Uwv de bevindingen van de rechtbank betwist en aangevoerd dat de verzekeringsarts zich aan de instructies van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem heeft gehouden. De Raad heeft een deskundige, E. Khoe, benoemd die op 13 mei 2015 een rapport heeft uitgebracht. Deze deskundige concludeerde dat de FML van 9 maart 2011 te veel beperkingen bevatte en dat de FML van 9 november 2010 de objectief medische mogelijkheden van betrokkene adequaat weergeeft.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van het Uwv gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat het deskundigenrapport overtuigend was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

12/5834 WIA
Datum uitspraak: 26 augustus 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam
van 20 september 2012, 11/1435 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. S.N. Ketting, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 25 juni 2014. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. F.A. Steeman. Betrokkene is met voorafgaand bericht niet verschenen.
Het onderzoek is heropend na de zitting. De Raad heeft E. Khoe, arts voor arbeid en gezondheid en verzekeringsarts als deskundige benoemd. De deskundige heeft op 13 mei 2015 rapport uitgebracht.
Beide partijen hebben schriftelijke reacties op dit rapport ingediend.
Partijen hebben toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Betrokkene was laatstelijk werkzaam als (beton)timmerman voor 40 uur per week toen hij op 25 februari 2008 voor dat werk vanwege rug- en heupklachten uitviel. Bij besluit van
28 april 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, zijn besluit van
19 november 2010 gehandhaafd, waarbij aan betrokkene is meegedeeld dat hij met ingang van 22 november 2010 geen recht op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene per die datum minder dan 35% is. Het Uwv heeft het bestreden besluit gebaseerd op de resultaten van een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, zoals is neergelegd in een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 7 maart 2011, de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 9 maart 2011 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 6 april 2011.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opdracht gegeven om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van wat in haar uitspraak is overwogen. Tevens heeft de rechtbank bepalingen omtrent proceskosten en griffierecht gegeven. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat hoewel er geen aanleiding bestaat om te oordelen dat het onderzoek van de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) onzorgvuldig of onvolledig is geweest, de wijze waarop de beperkingen van betrokkene in de FML zijn weergegeven de rechterlijke toets niet kan doorstaan. Volgens de rechtbank geeft de FML onvoldoende inzicht in de beperkingen van betrokkene.
3. In hoger beroep heeft appellant het oordeel van de rechtbank over het niet juist invullen van de FML betwist. Daarbij heeft appellant erop gewezen dat de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) op zijn eigen oordeel mag varen als het gaat om het vaststellen van beperkingen en dat deze arts bij het invullen van de FML zich heeft gehouden aan de instructies van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem.
Betrokkene heeft een bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier voor. De deskundige heeft in zijn rapport van 13 mei 2015 aangegeven dat hem is opgevallen dat betrokkene gaandeweg meer en andere beperkingen heeft geclaimd dan hij in eerste instantie heeft gedaan. Deze beperkingen worden echter niet met nieuwe medische gegevens onderbouwd. Op grond daarvan heeft de deskundige zich niet met de FML van 9 maart 2011 kunnen verenigen, omdat daarin volgens hem ten onrechte meer beperkingen zijn aangenomen dan de primaire verzekeringsarts in de FML van 9 november 2010 heeft gedaan. Volgens de deskundige geeft de FML van
9 november 2010 de objectief medische mogelijkheden van betrokkene adequaat weer op de datum 22 november 2010. De Raad is van oordeel dat het deskundigenrapport blijk geeft van een zorgvuldig onderzoek en inzichtelijk en consistent is. De conclusie wordt getrokken dat de deskundige Khoe heeft geconstateerd dat de FML van 9 maart 2011 teveel beperkingen bevat.
4.2.
In hun reacties op het deskundigenrapport hebben partijen aangegeven dat het rapport geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
5. Uit wat in 4.1 en 4.2 is overwogen, volgt dat het hoger beroep slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2015.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) P. Boer

AP