ECLI:NL:CRVB:2015:2862
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor verhuizing en woninginrichting op basis van algemene noodzakelijke kosten van bestaan
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 21 mei 2011 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van eerste huur, administratie en woninginrichting in verband met zijn verhuizing naar een nieuwe woning. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag afgewezen, met het argument dat de verhuizing voorzienbaar was en dat appellant had kunnen reserveren voor de kosten.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten waarvoor appellant bijstand heeft aangevraagd, behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Bijstandsverlening voor deze kosten is alleen mogelijk indien zij voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De Raad oordeelt dat de wens om te verhuizen geen bijzondere omstandigheid is en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van onvoorziene en plotselinge kosten die niet uit algemene bijstand en aanwezige draagkracht konden worden voldaan.
De Raad heeft ook de medische en sociale urgentie die appellant aanvoert, beoordeeld. Hoewel appellant aannemelijk heeft gemaakt dat er een medische en sociale noodzaak voor zijn verhuizing was, blijkt uit de overgelegde stukken dat deze urgentie al geruime tijd bestond. De Raad concludeert dat appellant geen recht heeft op bijzondere bijstand en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.