ECLI:NL:CRVB:2015:2842
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- P.H. Banda
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WAO-uitkering op basis van onvoldoende arbeidsongeschiktheid en medische grondslagen
In deze zaak heeft appellante, die als assistent fastfood werkte, zich ziek gemeld wegens fysieke klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat zij met ingang van 12 juni 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt is, waardoor zij geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit is ongegrond verklaard. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij heeft overwogen dat er sprake is geweest van zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek en dat er geen aanleiding is voor twijfel aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die door de verzekeringsarts is opgesteld.
In hoger beroep heeft appellante haar eerdere gronden herhaald en verwezen naar medische rapporten die een hoger arbeidsongeschiktheidspercentage zouden ondersteunen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de door appellante ingediende informatie niet leidt tot een wijziging van het standpunt van het Uwv. De Raad heeft bevestigd dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de in de Bulgaarse rapporten genoemde arbeidsongeschiktheidspercentages en de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante in medisch opzicht in staat is de voor haar geselecteerde functies te vervullen.