Uitspraak
OVERWEGINGEN
22 mei 2009 uitgevallen wegens een darmontsteking, knieklachten en spierreuma. Bij besluit van 18 april 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellante geen recht op een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is ontstaan, omdat zij met ingang van 20 mei 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is bij besluit van 8 september 2011 ongegrond verklaard. Het beroep van appellante tegen dit besluit is bij de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van
17 februari 2012, ECLI:NL:RBDOR:2012:166, ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.
W. Duits heeft appellante gezien op de datum in geding en maakt in zijn rapport van
21 september 2012 melding van een beeld dat past bij een burn-out. De verzekeringsartsen van het Uwv hebben onvoldoende toegelicht waarom de psychische klachten dateren van na de datum in geding.
31 januari 2013 de eventuele omissies van de verzekeringsarts van het Uwv gecorrigeerd. De rechtbank heeft voorts overwogen dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de psychische klachten van appellante voortkomen uit een andere oorzaak dan die op grond waarvan zij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van haar arbeid. Voor de psychische klachten heeft appellante nog niet de wettelijke wachttijd van 104 weken doorlopen, zodat deze klachten niet in de beoordeling van de hier aan de orde zijnde aanvraag meegenomen kunnen worden. De door appellante in beroep overgelegde stukken bevatten geen informatie die het Uwv aanleiding had moeten geven meer beperkingen op te nemen in de FML.
29 juni 2011 gemeld dat appellante last heeft van een energiegebrek en moeheid. Voorts heeft de verzekeringsarts in 2011 geen onderzoek verricht naar haar psychische klachten, omdat zij toen met krukken liep. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft zich daarom geconcentreerd op haar lichamelijke klachten. Verder zijn haar lichamelijke beperkingen ook toegenomen, met name heeft appellante pijnklachten in haar nek, schouder en rug. Ten slotte is appellante niet lichamelijk onderzocht door de verzekeringsarts en heeft geen arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden, terwijl dit wel aan appellante was toegezegd door het Uwv.