ECLI:NL:CRVB:2015:2774

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 juli 2015
Publicatiedatum
18 augustus 2015
Zaaknummer
13/6180 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van bijstand en dringende redenen in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellanten, die sinds 27 augustus 2001 bijstand ontvingen, hebben hun inlichtingenverplichting geschonden door inkomsten uit de verkoop van oud ijzer niet te melden. Het college heeft daarop besloten de bijstand met terugwerkende kracht in te trekken en heeft de gemaakte kosten van bijstand over een bepaalde periode teruggevorderd. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen het besluit van het college eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, met name vanwege medische klachten van appellant. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is van onaanvaardbare sociale of financiële consequenties die de terugvordering zouden rechtvaardigen. De Raad heeft ook de argumenten van appellanten over de hoogte van het teruggevorderde bedrag verworpen, omdat het college wettelijk verplicht is om loonheffingen en premies volksverzekeringen in te houden op bijstandsuitkeringen. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigt.

De uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, met E. Heemsbergen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 juli 2015. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/6180 WWB, 13/6181 WWB
Datum uitspraak: 21 juli 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
30 oktober 2013, 13/3098 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] (appellant) en [Appellante] (appellante) te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. T.M. van Angeren, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juni 2015. Appellanten zijn, met bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.J. Telting.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten ontvingen sinds 27 augustus 2001 bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ontvangen naar de norm voor gehuwden.
1.2.
Bij besluit van 22 november 2012 heeft het college de bijstand van appellanten met ingang van 1 augustus 2010 ingetrokken op de grond dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door inkomsten uit de verkoop van oud ijzer niet te melden aan het college. Het college heeft het daartegen ingediende bezwaar bij besluit van 18 februari 2013 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft bij uitspraak van 14 augustus 2013 het beroep tegen het besluit van 18 februari 2013 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van heden, registratienummer 13/1581 WWB en 13/1582 WWB, heeft de Raad die uitspraak bevestigd.
1.3.
Bij besluit van 15 april 2013 heeft het college de gemaakte kosten van bijstand over de periode van 1 augustus 2010 tot en met 31 oktober 2012 tot een bruto bedrag van € 5.327,87 van appellanten teruggevorderd.
1.4.
Bij besluit van 3 juni 2013 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 15 april 2013 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellanten voeren in de eerste plaats aan dat de medische klachten van appellant dringende redenen vormen om van terugvordering af te zien. Deze beroepsgrond slaagt niet. Van dringende redenen is sprake indien de terugvordering onaanvaardbare sociale en/of financiële consequenties voor de betrokkene heeft. Het moet dan gaan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt. In wat appellanten hebben aangevoerd zijn geen dringende redenen gelegen als hiervoor bedoeld.
4.2.
Appellanten voeren voorts aan dat het in 1.3 vermelde bruto bedrag van de terugvordering onjuist is. Het college heeft niet aangetoond dat daadwerkelijk afdracht aan de Belastingdienst heeft plaatsgevonden tot 50% van het netto terugvorderingsbedrag. Ook deze grond slaagt niet. Gemeenten zijn wettelijk verplicht om loonheffingen en premies volksverzekeringen in te houden op bijstandsuitkeringen. In de ‘Rekenregels en handleiding loonheffingen over bijstandsuitkeringen van 2010, respectievelijk van 2011 en 2012’ van de Belastingdienst (Rekenregels) staan de regels die daarbij gelden. In de Rekenregels staat bovendien hoe die loonheffingen en premies volksverzekeringen moeten worden berekend. Gelet op de wettelijke verplichting en de wijze waarop aan het eind van het jaar afdracht plaatsvindt aan de Belastingdienst, mag er in beginsel van worden uitgegaan dat het college de loonheffingen en premies volksverzekeringen tot de in de Rekenregels genoemde percentages heeft afgedragen. De niet onderbouwde betwisting door appellanten is onvoldoende aanleiding om daaraan te twijfelen.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2015.
(getekend) P.W. van Straalen
(getekend) E. Heemsbergen

HD