ECLI:NL:CRVB:2015:2765

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 augustus 2015
Publicatiedatum
18 augustus 2015
Zaaknummer
14/317 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar tegen aanvraag bijzondere bijstand

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van appellanten tegen een brief van het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas. Appellanten hadden op 29 maart 2012 bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten van openbaar vervoer, verblijfskosten en eigen bijdrage in ziekenvervoer. Het college verzocht hen op 5 april 2012 om een aanvraagformulier in te vullen en bewijsstukken te overleggen. Bij besluit van 7 mei 2012 stelde het college de aanvraag buiten behandeling. Vervolgens verklaarde het college bij besluit van 10 juli 2012 het bezwaar van appellanten tegen de brief van 5 april 2012 niet-ontvankelijk, omdat deze brief een beslissing ter voorbereiding van een besluit was en niet vatbaar voor bezwaar en beroep. De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond.

In hoger beroep hebben appellanten hun gronden tegen de uitspraak van de rechtbank naar voren gebracht. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de brief van 5 april 2012 inderdaad een beslissing is als bedoeld in artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en dat deze niet vatbaar is voor bezwaar of beroep. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank en het college dat appellanten niet rechtstreeks in hun belang zijn getroffen door de brief. De Raad wijst erop dat appellanten hun bezwaren kunnen aanvoeren in een procedure tegen het besluit op de aanvraag voor bijzondere bijstand. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/317 WWB
Datum uitspraak: 18 augustus 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
4 december 2013, 13/3483 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] (appellant) en [Appellante] (appellante) te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. H.M.J. Offermans, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Mr. E.M. Pommé, advocaat, heeft zich als gemachtigde van appellanten gesteld.
Partijen hebben toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij brief van 29 maart 2012, aangevuld op 3 april 2012, hebben appellanten verzocht om bijzondere bijstand in de kosten van reizen met het openbaar vervoer, verblijfskosten en kosten van de eigen bijdrage in ziekenvervoer.
1.2.
Bij brief van 5 april 2012 heeft het college appellanten verzocht voor 21 april 2012 een aanvraagformulier voor bijzondere bijstand te gebruiken en bewijsstukken van de reiskosten en de kosten van het ziekenvervoer over te leggen. Het college heeft daarbij meegedeeld dat de aanvraag van appellanten buiten behandeling zal worden gesteld als de gevraagde gegevens niet worden verstrekt. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de brief van
5 april 2012.
1.3.
Bij besluit van 7 mei 2012 heeft het college de aanvraag van 29 maart 2012 buiten behandeling gesteld.
1.4.
Bij besluit van 10 juli 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellanten tegen de brief van 5 april 2012 niet-ontvankelijk verklaard. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat deze brief een beslissing is ter voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat dit besluit niet vatbaar is voor bezwaar en beroep, tenzij dit besluit de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in zijn belang treft. Van dat laatste is volgens het college niet gebleken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 6:3 van de Awb is een beslissing inzake de procedure ter voorbereiding van een besluit niet vatbaar voor bezwaar of beroep, tenzij deze beslissing de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtsreeks in zijn belang treft.
4.2.
De Raad is met de rechtbank en het college van oordeel dat de brief van 5 april 2012 een beslissing als bedoeld in artikel 6:3 van de Awb is inzake de procedure ter voorbereiding van het besluit van het college op de aanvraag van appellanten van 29 maart 2012 en dat zij daardoor los van het te nemen besluit op de aanvraag niet rechtstreeks in hun belang worden getroffen. Het standpunt van appellanten dat het college ten onrechte heeft verlangd dat zij gebruik maken van aanvraagformulieren en de stelling van appellanten dat zij door de brief van 5 april 2012 een voorschot op de kosten van de gevraagde bijzondere bijstand zijn misgelopen leiden niet tot het oordeel dat appellanten los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in hun belang worden getroffen. De rechtbank heeft er terecht op gewezen dat appellanten deze punten aan de orde kunnen stellen in een procedure tegen het besluit op de aanvraag. Vergelijk de uitspraak van 8 februari 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP6186.
4.3.
Uit 4.2 volgt dat de brief van 5 april 2012 niet voor bezwaar vatbaar is. Het college heeft het bezwaar van appellanten terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellanten terecht ongegrond verklaard.
4.4.
Gelet op het voorgaande treft het hoger beroep geen doel. De aangevallen uitspraak moet daarom worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen, in tegenwoordigheid van M. Zwart als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2015.
(getekend) C. van Viegen
(getekend) M. Zwart

HD