ECLI:NL:CRVB:2015:2748
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- G. van Zeben-de Vries
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WAO-uitkering op basis van fiscale gegevens
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 1987 een uitkering ontvangt op basis van de WAO. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de uitkering van appellant herbeoordeeld naar aanleiding van informatie van de Belastingdienst, die aangaf dat appellant inkomsten uit autohandel had die niet correct waren aangegeven. De Belastingdienst concludeerde dat appellant de onderneming dreef, ondanks dat deze op naam van zijn echtgenote stond, en dat hij te lage winsten had opgegeven. Hierdoor besloot het Uwv de WAO-uitkering over de jaren 2008, 2009 en 2010 te herzien en de onverschuldigd betaalde uitkering terug te vorderen, wat resulteerde in een terugvordering van in totaal € 68.851,86.
Appellant ging in beroep tegen deze besluiten, maar de rechtbank Gelderland verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had besloten de uitkering te herzien en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. Appellant stelde dat het onderzoek van de Belastingdienst gebrekkig was en dat hij de financiële gevolgen niet had overzien. In hoger beroep bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de hoofdregel rechtvaardigden. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde.