ECLI:NL:CRVB:2015:2736
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de vrijwillige verzekering ingevolge de AOW en Anw na tien jaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1956 en woonachtig in Marokko, had een vrijwillige verzekering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (Anw). Deze verzekering was beëindigd met ingang van 14 februari 2013, na een periode van tien jaar, zoals bepaald in de wet. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de vrijwillige verzekering beëindigd en het bezwaar van de appellant tegen deze beslissing was ongegrond verklaard.
De rechtbank had overwogen dat de vrijwillige verzekering eindigt na tien jaar, en dat er geen uitzonderingssituaties van toepassing waren. De appellant stelde dat hij niet op de hoogte was van deze maximumduur, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet aannemelijk was, aangezien deze informatie in het toelatingsbesluit was vermeld. De appellant had ook aangevoerd dat vrienden van hem, die eerder een WAO-uitkering ontvingen, geen beëindiging van hun verzekering hadden ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat deze situaties niet gelijk waren aan die van de appellant.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb terecht de vrijwillige verzekering had beëindigd. De Raad onderschreef de motivering van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 augustus 2015.