ECLI:NL:CRVB:2015:2720
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanvraag bijstandsverlening op grond van de Wet werk en bijstand met betrekking tot woon- en leefsituatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die zijn beroep tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking Kempengemeenten ongegrond heeft verklaard. Appellant had op 2 augustus 2012 een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, waarbij hij aangaf inwonend te zijn bij een derde en een huurprijs van € 325,- per maand te betalen. Echter, na een onderzoek door de intergemeentelijke sociale dienst naar zijn woon- en leefsituatie, werd vastgesteld dat de feitelijke omstandigheden niet overeenkwamen met de door appellant verstrekte informatie. Het dagelijks bestuur heeft de aanvraag afgewezen op basis van deze bevindingen, wat door de rechtbank werd bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. Tijdens de zitting op 30 juni 2015 is appellant verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het dagelijks bestuur werd vertegenwoordigd door een andere advocaat. De Raad heeft vastgesteld dat de verklaringen van appellant over zijn woonsituatie niet consistent waren met de bevindingen van het huisbezoek dat direct na het gesprek met appellant had plaatsgevonden. De Raad concludeert dat appellant niet voldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn woon- en leefsituatie, wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van bijstand.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarmee het hoger beroep van appellant werd afgewezen. De uitspraak is gedaan door G.M.G. Hink, in tegenwoordigheid van griffier C. Moustaïne, en is openbaar uitgesproken op 11 augustus 2015.