ECLI:NL:CRVB:2015:2686
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten rolwaarneming
In deze zaak heeft appellante op 12 november 2012 bijzondere bijstand aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de kosten van rolwaarneming in verband met een civiele procedure bij de rechtbank Amsterdam. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de aanvraag op 11 december 2012 afgewezen, en het bezwaar tegen deze afwijzing ongegrond verklaard op 21 februari 2013. Het college stelde dat de kosten van rolwaarneming voor rekening van de advocaat komen en niet doorberekend mogen worden aan de rechtzoekende. In een later besluit op 12 augustus 2013 heeft het college deze afwijzing herzien, maar expliciet aangegeven dat de kosten van rolwaarneming geen noodzakelijke kosten van het bestaan zijn, omdat rolwaarneming niet verplicht is en de advocaat deze kosten niet in rekening mag brengen.
De rechtbank Amsterdam heeft in de aangevallen uitspraak het beroep tegen het besluit van 21 februari 2013 niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep beoordeeld of de kosten van rolwaarneming in het individuele geval van appellante noodzakelijk waren. De Raad concludeert dat rolwaarneming niet verplicht was en dat de gemaakte kosten niet als noodzakelijk kunnen worden aangemerkt volgens de WWB. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de kosten voor rolwaarneming geen noodzakelijke kosten zijn als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.