ECLI:NL:CRVB:2015:2675
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de noodzaak voor AWBZ-zorg in het kader van psychiatrische behandeling en de voorrang van Zorgverzekeringswet zorg
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die zijn beroep tegen een besluit van het CIZ ongegrond verklaarde. Appellant had een aanvraag ingediend voor een Zorgzwaartepakket (ZZP) onder de Algemene wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), maar het CIZ had deze aanvraag afgewezen. De reden hiervoor was dat appellant geen medische informatie had aangeleverd en dat behandeling onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) voorrang had op AWBZ-zorg. De rechtbank oordeelde dat de behandeling van appellant, die bestond uit individuele therapie en samenwerking met Job Lanceer, niet onder de AWBZ viel, omdat de Zvw als wettelijk voorliggende voorziening was aangewezen.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij naast de behandeling onder de Zvw ook recht heeft op AWBZ-zorg. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. De medisch adviseur van het CIZ had geconcludeerd dat behandeling gericht op de psychiatrische problematiek noodzakelijk was en dat appellant nog niet uitbehandeld was. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan deze conclusie en dat de behandeling onder de Zvw voorrang had op AWBZ-zorg. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak benadrukt het belang van de voorrang van zorg onder de Zvw in situaties waarin behandeling noodzakelijk is en dat AWBZ-zorg niet kan worden geïndiceerd als de zorg onder de Zvw kan worden geleverd. De Raad concludeerde dat de samenwerking tussen de behandelend psychiater en Job Lanceer een onlosmakelijk onderdeel vormde van de psychiatrische behandeling en dat er geen medische noodzaak was voor AWBZ-zorg in aanvulling op de behandeling.