ECLI:NL:CRVB:2015:2643
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C. van Viegen
- M. Hillen
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een nieuwe bijstandsaanvraag na eerdere intrekking op grond van gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante ontving eerder bijstand als alleenstaande ouder, maar deze werd in 2012 ingetrokken omdat zij volgens het college een gezamenlijke huishouding voerde met haar ex-partner [T.]. Na de intrekking heeft appellante op 23 november 2012 opnieuw bijstand aangevraagd, maar het college heeft deze aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. De rechtbank Gelderland heeft de afwijzing van het college bevestigd, waarna appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 16 juni 2015 heeft appellante verklaard dat haar situatie niet is veranderd en dat zij nog steeds alleen met haar vier kinderen woont. Het college heeft echter gesteld dat er geen bewijs is dat de omstandigheden zijn gewijzigd sinds de eerdere intrekking van de bijstand. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat appellante niet heeft aangetoond dat er relevante wijzigingen in haar situatie zijn opgetreden die rechtvaardigen dat haar aanvraag voor bijstand opnieuw wordt goedgekeurd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen.