ECLI:NL:CRVB:2015:2624
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en bezwaartermijnen in het bestuursrecht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. Appellant had op 29 augustus 2013 een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Tijdens de behandeling van de aanvraag ontving hij voorschotten, maar het college trok later de bijstand van een medebewoner in en vorderde de eerder verstrekte bijstand terug. Appellant stelde dat de besluiten van het college van 4 december 2013 wijzigingsbesluiten waren van eerdere besluiten, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de bezwaartermijn correct was toegepast. Appellant voerde aan dat zijn bezwaarschrift tijdig ter post was bezorgd, maar de Raad oordeelde dat het poststempel als bewijsrechtelijk uitgangspunt geldt. De Raad concludeerde dat appellant niet voldoende had aangetoond dat het bezwaarschrift eerder ter post was bezorgd dan het poststempel aangaf. Ook het beroep op artikel 6 van het EVRM werd verworpen, omdat de omstandigheden van de zaak wezenlijk verschilden van de door appellant aangehaalde uitspraak van het Europees Hof. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees de proceskosten af.