ECLI:NL:CRVB:2015:2623
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Uitsluiting van bijstandsrecht op basis van geschiktheid voor regulier onderwijs
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die van 12 november 2010 tot en met 31 december 2011 een inkomensvoorziening ontving op grond van de Wet investeren in jongeren (WIJ), kreeg vanaf 1 januari 2012 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Delft beëindigde de bijstand van appellante per 1 september 2012, omdat zij volgens het college in staat was om een door het Rijk gefinancierde opleiding te volgen. Appellante betwistte deze beslissing en stelde dat zij om gezondheidsredenen niet in staat was regulier onderwijs te volgen.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante tijdens een gesprek op 19 juli 2012 aangaf dat zij, gezien haar situatie, een door het Rijk gefinancierde opleiding kon volgen, maar dat zij de voorkeur gaf aan een particuliere opleiding. Het college heeft vervolgens de bijstand beëindigd, omdat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij om medische redenen niet in staat was om een door het Rijk gefinancierde opleiding te volgen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat zij niet in staat is om regulier onderwijs te volgen vanwege haar medische problemen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar stelling te onderbouwen. De Raad heeft geconcludeerd dat appellante onder de voorwaarden van artikel 13, tweede lid, aanhef en onder c, van de WWB valt en dat het college terecht de bijstand heeft beëindigd. Het hoger beroep van appellante is dan ook afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank is bevestigd.