ECLI:NL:CRVB:2015:2622
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoek om kwijtschelding van een vordering door het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die bijstand had ontvangen in de vorm van een renteloze geldlening, verzocht om kwijtschelding van een vordering van € 2.294,85. Het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk had dit verzoek afgewezen, omdat appellant geen aflossingen op de vordering had gedaan en er geen sprake was van een restvordering. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat het college terecht het herhaalde verzoek om kwijtschelding inhoudelijk heeft beoordeeld, vooral omdat appellant door het Landgericht Aachen in het ongelijk was gesteld. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank dat het beleid van het college, dat geen kwijtschelding wordt verleend van een restantvordering, niet onredelijk is. Appellant had niet aannemelijk gemaakt dat hij in aanmerking kwam voor kwijtschelding, ondanks zijn claim dat de uitspraak in Duitsland hem in financiële problemen had gebracht.
De Raad concludeert dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien het hoger beroep niet slaagt.