ECLI:NL:CRVB:2015:2610
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand zonder terugwerkende kracht
In deze zaak gaat het om de toekenning van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aan appellante, die zich op 29 juni 2012 heeft gemeld bij het Jongerenloket om bijstand aan te vragen. De aanvraag werd op 27 juli 2012 ingediend, waarna het college op 15 augustus 2012 bijstand toekende met ingang van de datum van melding. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de bijstand, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het beroep voor het overige ongegrond verklaard. Appellante ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank, waarbij zij stelde dat zij zich al eerder had gemeld voor bijstand en dat bijzondere omstandigheden aanwezig waren die een toekenning met terugwerkende kracht rechtvaardigden.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 4 augustus 2015 geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de bijstand met terugwerkende kracht zou worden toegekend. De Raad heeft vastgesteld dat appellante zich op 10 oktober 2011 had gemeld bij het Jongerenloket, maar dat zij niet duidelijk had aangegeven dat zij bijstand wilde aanvragen. Bovendien heeft de Raad geconcludeerd dat appellante niet tijdig een aanvraag om bijstand heeft ingediend, ondanks dat zij op de hoogte was van de procedure. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, evenals de proceskosten.